Categoriearchief: Algemeen

Museum Betje Wolff

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer Museum Betje Wolff.

27 mei [1992] – 16.15 – (…) In Middenbeemster bezochten we dan eindelijk het Museum Betje Wolff. Het was goed enige tijd te vertoeven in zolderkamer ‘Kipperust’ waar deze grote vrouw zo veel jaren heeft gewerkt. De woning is bescheiden voor een pastorie, niet meer dan een flink uitgevallen dorpshuisje. Van Betje zelf is er, meen ik, helemaal niets, wel heeft men er haar werken bijeengebracht en de boeken waarvan ze hield. We zaten een tijdje op de bank in de tuin, keken omhoog naar haar kamertje. Ik had graag iets ter ere van Betje Wolff, mijn streekgenoot, in het gastenboek geschreven. Maar het leek me te pretentieus, en daarom liet ik het bij een meditatie in het studeervertrekje. (…)

Maren-Kessel

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: Maren-Kessel (gem. Oss).

Uit Geheim Dagboek:
25 juli [1993] – zondagmiddag, 15 u. – (…) We konden gisteren (…) een uitstapje gaan maken. (…) We reden via Leersum en Amerongen, namen een paar ponten en een brug. Zo belanden we in (…) Maren-Kessel waar Tilly en haar man wonen. (…) Ze hebben een heerlijk huis, het voormalige gemeentehuis (…). Ze hebben een poes, kippen, een leuke tuin. Er is een vijver met tientallen kikkers tussen plompen en waterlelies. En dan het prachtige uitzicht over het rivierenland. (…) Het was een leuk bezoek, dat vond M. ook.(…)

Zwartsluis

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer de Arembergergracht (thans met verharde weg) en Zwartsluis.

In het tijdschrift In weer en wind publiceerde de jonge Warren (die zich hier nog Joh. A.M. Warren noemde) een reiskroniek. Deze aantekeningen uit zijn natuurdagboek stammen uit 1942 en werden in 1946 gepubliceerd. In zijn Geheim Dagboek noteerde hij over dit uitstapje: “27 juli – 12 u – Zaterdagavond thuisgekomen van een elfdaagse zwerftocht naar de noordelijke provincies.” (1942 – 1944, p. 33).


18 juli. [1942, te Belt-Schutsloot] Gezellig klonk het geklots van langsvarende punters, toen ik ontwaakte, maar de vroege morgen was heel triest en dreigend, met strakke, grijze regenluchten. Wassen deed je aan het waterstoepje aan de sloot. En het vuile water keerde meteen tot zijn oorsprong terug, maar van wegstromen merkte je niet veel. De wielewalen miauwden in de wilgen, de koekoek riep nog gedurig, hoewel het al vrij laat in de tijd werd en de paapjes keken met nieuwsgierig opgetrokken witte wenkbrauw toe bij al wat je deed, vanaf hun post op de drogende mattebiezen. (…) Tegen vieren kwamen we bij Thijs’ huisje aan, waar we op hete geitenmelk werden getracteerd en na een stevige maaltijd reden we langs de Aremberger gracht naar Zwartsluis, om inkopen te doen en verlopende bonnen te ruilen. Over de gracht vloog laag een purperreiger en in een weiland onder Zwartsluis vertoefden meer dan honderd grutto’s. In de krabbescheervelden verzorgden zwarte sterns nog hun late jongen. Heftig bestookten ze de kiekendieven, die telkens langs schommelden, doch die zich van de woede der kleine sterns weinig aantrokken. Van Zwartsluis trokken we naar Giethoorn (…).

19 juli. [1942] Al vroeg waren we door de druilerige morgen aan het fietsen, we reden via Zwartsluis en Hasselt naar Zwolle (…).

Theo Sontrop

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer Theo Sontrop.

Theodorus Alexander Leonardus Maria Sontrop (Haarlem, 2 mei 1931 – Vlieland, 3 september 2017), was dichter en uitgever. Hij werd begraven op de begraafplaats bij de Nicolaaskerk, Kerkplein 7 te Oost-Vlieland.

Uit Geheim Dagboek:
10 april. [1971] – (…) Met Theo Sontrop afgesproken dat mijn Schetsen dit najaar in De Ceder uit zullen komen. (…)
10 juni. [1972] – Gisteren was ik al om tien uur in Amsterdam. Charles haalde me af. Eerst naar Gerrit, en om twaalf uur naar Martin Ros. Ook Theo Sontrop was er, hij is directeur van de Arbeiderspers geworden. (…)
1 maart. [1974] – 21.45. – Vanmorgen was er een brief van Theo Sontrop, met de mededeling dat hij ’t Zelfve Anders dit jaar niet meer kan uitgeven omdat er dan in korte tijd te veel poëzie van mij verschijnt. Hij wil de bundel in het voorjaar van 1975 laten verschijnen. (…)
15 aug. [1974] – (…) Charles en ik bezochten antiekwinkels. Brachten Gerrit om vier uur naar een redactievergadering van Maatstaf op de uitgeverij. Daar Mensje van Keulen ontmoet, en William Kuik. Later op het terras van Scheltema met Lon van Keulen, de man van Mensje, kennisgemaakt. Ook Theo Sontrop, Martin Ros, Morriën, The Selfkicker, Iwan Sitniakovski kwamen daar. (…)
15 maart [1982] – (…) Gisteravond op televisie het eerste programma van Theo Sontrop. Zelden heb ik iemand gezien die daar zo goed en overtuigend optrad. Hij heeft een mooie stem, spreekt gesoigneerd en toch niet geaffecteerd, was tot in de puntjes maar onopvallend verzorgd, en toonde geen spoor van nervositeit. Dit was de Theo van vroeger toen ik hem leerde kennen. De laatste jaren vond ik hem achteruit gaan, vooral zijn flauwe grappen kon ik niet waarderen. (…)

P.J. Meertens

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer P.J. Meertens. 

Pieter Jacobus Meertens (Middelburg, 6 september 1899 – Amstelveen, 28 oktober 1985) was letterkundige, volkskundige, dialectoloog en oprichter (later ook directeur) van de Bureaus voor Volkskunde, Dialectologie en Naamkunde (tegenwoordig het Meertens Instituut). Na het gymnasium in zijn geboortestad studeerde Meertens Nederlandse taal en letterkunde te Utrecht en promoveerde op het “Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw”. Warren was in 1941 korte tijd volontair van het Dialectenbureau.Meertens’ graf (en van zijn moeder Adriana Jacomina Mak; Rotterdam, 11 januari 1870 – Utrecht, 29 januari 1944) bevindt zich op begraafplaats Soestduinen aan de Gansstraat 167 te Utrecht.

Uit: Ik ging naar de Noordnol:

1 okt. [1941] – (…) Wat een stommiteit is het geweest, naar Amsterdam te komen. Meertens kan me het eerste jaar niet veel hoop op een gesalarieerde baan geven, akkoord. Maar wat ik hier doen moet is zelfs voor een eerste dag ietwat tè onnozel. (…)
2 okt. [1941] – Ik heb eens voorzichtig geïnformeerd: er werken op dit ‘Dialectenbureau’, behalve Dr. P. Meertens, slechts twee andere, uiterst mager gesalarieerde krachten. Het heeft geen enkele zin dit geestdodende werk voort te zetten, ik stop er dan ook mee, (…).
4 okt. [1941] – (…) Ik heb Meertens laten weten dat ik morgen, zondag, al vertrek, maar ik ga denk ik dinsdag pas. Meertens is me niet sympatiek, hij heeft iets arrogants, zelfs in zijn spreken. (…)

Uit: Geheim Dagboek:
22 juni. [1958] – Zondag, 20.30. – Ik hoor tot de mensen die, als het enigszins kan, een siësta houden. (…) Maar men vindt siësta houden blijkbaar een decadente aangelegenheid. Het lijkt iets te zijn waarvoor je je dient te verontschuldigen, zelfs al word je gestoord, iets voor douairières en fatten. Dat bleek me vanmiddag weer eens toen P.J. Meertens onaangekondigd op bezoek kwam. Ik lag te rusten, stond direct op, maar kreeg niettemin op nauw verholen misprijzende toon te horen: “Siësta houden, dat heb ík me nog nooit kunnen permitteren.’ (…) Het werd best een gezellig bezoek.
1 okt. [1970 – Om vier uur vanmiddag werd in Middelburg het Zeelandnummer van Maatstaf aangeboden aan de Commissaris van de Koningin, Van Aartsen. (…) Op de bijeenkomst waren onder andere ook: Andreas, Faro, Meertens, Van Schagen (…).
29 sep. [1996] – zondag, 11.20 – In oktober 1941 heb ik welgeteld vier dagen op het Dialectenbureau van P.J. Meertens gewerkt. (…) Zestien jaar later zou een andere schrijver bij dezelfde instelling gaan werken. Hij moet het er minstens even onaangenaam hebben gevonden als ik, maar hij hield het er dertig jaar vol. J.J. Voskuil. (…)

ertens