Auteursarchief: Ronny en Eric

Uit de nalatenschap van Hans Warren 137 ~ De kluut

Een vogel van vinnige bewegingen die in het Nederlands genoemd is naar zijn roep kluut-kluut. Een vogel die je niet voor een andere vogel kunt aanzien. Een vogel die kenmerkend is voor Zeeuwse schorren en slikken. Een vogel ook die Hans Warrens leven altijd heeft begeleid en natuurlijk voorkomt in de dichtbundel Betreffende vogels (1974): ‘De kluut is gemaakt voor weglaattechniek/ wit op zwart en zwart op wit, of beide/ uitgespaard op zilverblauw. Een vogel/ voor muziek van Debussy, droomschuim/ in zilte flarden langs de lagune.’ Hij had al veel eerder over de kluut geschreven. In 1942 publiceerde hij in De Levende Natuur een regelmatig geciteerd artikel ‘Het overwinteren van de kluut in Zeeland’ met illustraties van eigen hand. In april 1941 was in het blad In weer en wind zijn eerste natuurbeschouwing verschenen, ‘Overwinteren in 1939-1940’. Hij had het daarin onder meer over overwinterende kluten. Op de tekening van Joh. A.M. Warren zelf zien we kluten tussen ijsschotsen: ‘Het is een haast angstwekkend gezicht die ranke, tere kluten te zien vliegen in de ijzige vorstwind, door het barre sneeuw- en ijslandschap’. De kluut op het schilderij staat in een voorjaarslandschap. Op de achterzijde noteerde de maker: ‘28/29 Maart 1950, Hans’. Even had hij de schilderkunst teruggevonden, al vinden we daarover tussen alle jongensbesognes in zijn dagboekaantekeningen (niet overgenomen in het gedrukte Geheim dagboek) geen woord. In zijn zakagenda gaat hij wél in op zijn portret van de kluut (recurvirostra avosetta), al hebben de notities misschien een tolk nodig. Op 29 maart 1950 schrijft hij: ‘Dernier matin à l’Avocette. Assez bien réussi’. Avocette is het Franse woord voor kluut, avocet is de Engelse term. Op 1 april 1950 meldt Hans Warren in een vreemd talenmengsel bij Adrie en Janny Duvekot te zijn geweest: ‘Shown the avocet qu’ils adoraient’. Hijzelf en anderen waren dus tevreden over ‘De kluut’. Kijk goed en het is alsof de vogel roept: kluut-kluut.

MARIO MOLEGRAAF

Stedelijk Museum te Vlissingen

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: het voormalige Stedelijk Museum te Vlissingen (tot 2000 gevestigd aan het Bellamypark 19-21).

Uit Geheim Dagboek:

25 sep. [1988] – zondag, 13.30 – Er is gisteren meer regen gevallen dan ooit. Bij ons thuis is het goed afgelopen. We hadden overal bakken en bakjes gezet, die bleken bij thuiskomst tot de rand gevuld. Om elf uur werden we ontvangen in het Stedelijk Museum van Vlissingen. P. J. Buynsters, Hella Haasse en Wies Roozenschoon, de andere sprekers op het symposium ter gelegenheid van de tweehonderdvijftigste verjaardag van Betje Wolff, waren er al. Buynsters is een sympathieke man, letterlijk een verstrooide professor, hij reageert heel secundair. Wies Roozenschoon is een hoogst onaangename vrouw, zowel bij M. als bij mij was het haat op het eerste gezicht. Hella Haasse is een schat. Ik had haar enkele malen ontmoet, maar pas gisteren heb ik haar beter leren kennen. Ik hen niet zo op haar werk gesteld, daarin is zij een veel te nette en te welwillende mevrouw. Maar nu bleek me hoe aardig zij is, en over hoeveel kennis zij beschikt, Zij is zeventig jaar, ik zag haar een paar maal een pilletje nemen. Het is van M. uitgegaan om haar uit te nodigen, hij vond het zielig dat ze anders de hele avond alleen in Vlissingen door moest brengen. (…)

Screenshot

Uit de nalatenschap van Hans Warren 136 ~ Vijftig jaar geleden

Zomaar een week uit het leven van Hans Warren. De week van dinsdag 18 juni 1974 tot en met maandag 24 juni 1974, precies vijftig jaar geleden. Niet helemaal willekeurig gekozen, 24 juni, Sint Jan, de dag van Johannes de Doper, en daarom eveneens een beetje de dag van Johannes Adrianus Menne Warren. Hij dacht er ieder jaar aan, ook in 1974. ‘Sint Jan. Prachtige warme zomerdag,’ noteert hij in zijn zakagenda, door hem gebruikt als een mini-dagboek. Hij meldt verder: ‘’s Middags Sint Jans-soep gemaakt van asperges uit eigen tuin (de laatste?)’. Sint Jan is traditioneel de laatste dag van het aspergeseizoen, als je nadien nog asperges steekt, kunnen de planten onvoldoende energie opdoen voor het volgende oogstjaar. Deze juni-week uit 1974 blijft geheel onbesproken in het gedrukte Geheim dagboek. Het grote dagboekcahier bevat één notitie, die van 19 juni. Maar in de agenda schrijft hij trouw. Over het weer en over de ontwikkelingen in de tuin. Op dinsdag 18 juni stuit hij op een dode merel in de netten bij de kruisbessen. In de middag gaat hij met de hond naar Kattendijke en zwemt in de Oosterschelde. Net als op donderdag 20 juni, vrijdag 21 juni en zaterdag 22 juni. In zijn dagboekcahier meldt hij op 19 juni de belastingaangiften te hebben verzorgd. Meervoud, want het gezin Warren is nog compleet. Met Helen en de drie kinderen. ‘De meisjes koken,’ lezen we in de om 17.30 uur begonnen belastingnotitie. Hij schrikt ervan dat Helen en hij in 1973 ‘ruim 60.000 [gulden] hebben verdiend, maar nog geen 20.000 belasting hebben betaald.’ Hij is, in het jaar dat hij 53 wordt, tevreden over wie hij in de spiegel ziet: het lijkt ‘of mijn gelaatstrekken wat jeugdiger en zelfs wat aangenamer worden’. Het vele ‘afrukken’ heeft daarbij misschien een rol gespeeld: ‘al meer dan een week lang dag aan dag, met veel genot, soms zelfs twéé maal’. Zomaar een week uit het leven van niet zomaar iemand. Wie anders kijkt zo in de spiegel als Hans Warren?

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 135 ~ Opdracht in Indigo

Boeken met Hans Warrens handtekening zijn er volop. Het gevolg van een zoveelste middag signeren in een boekwinkel. Geen activiteit waaraan hij genoegen beleefde. Integendeel, er was enige aandrang nodig om hem ervan te overtuigen dat een optreden, een vraaggesprek enzovoorts misschien toch wel nuttig was. Maar er bestaat ook zoiets als signeren in de overtreffende trap. De auteur schrijft een opdracht in zijn boek, voor een specifiek persoon, niet zomaar een voorbijganger. In zijn dagboek noteert Hans Warren op 3 maart 1993 dat de post tien exemplaren van de pas verschenen novelle Indigo brengt. Er gebeurt meer die dag: uitgeefster Tilly Hermans van Meulenhoff komt op bezoek in Kloetinge. Ze krijgt een exemplaar van het boekje, met opdracht. Mooi als zo’n documentje onberispelijk het dagboek onderstreept. Korte tijd later, op 14 maart 1993 blikt Hans Warren in zijn dagboek terug op een drukke dag signeren in verschillende filialen van De Bijenkorf. Een van de ontmoetingen waarbij hij stilstaat, is die met ‘een meisje Iris’. Zij zal een rolletje in zijn leven en later een grote rol in mijn leven gaan spelen. Hij schreef indertijd iets in het exemplaar van Indigo dat ze aanschafte. En weer bezorgen de op de titelpagina geschreven woorden het bevredigende gevoel dat alles klopt.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 134 ~ Natuurdagboek

Voor hij met zijn ‘geheim dagboek’ startte, hield Hans Warren al een natuurdagboek bij. Hij was niet de enige, het bijhouden van zo’n journaal was een tijdlang mode, op gang gebracht door Jac. P. Thijsse, volgens Marga Coesèl in haar pas verschenen Zorgeloos genieten. Natuurdagboeken en hun schrijvers (Noordboek, €19,90). Uiteraard is er ook aandacht voor Hans Warrens natuurdagboek, deels gepubliceerd in Ik ging naar de Noordnol (1996). Maar er is méér: de veertien cahiers die op de foto zijn te zien plus enig voorwerk. Op 14 januari 1938 is hij begonnen in cahier nummer één met de beschrijving van een experiment met een voertafeltje: ‘Ik had nu echter expres de vogels sinds gisteren geen eten gegeven en nu rijkelijk gevoederd om de stand van zaken eens te zien’. Een volgende keer, op 26 juni 1938, volgt een verhaal over zijn volière. Ik ging naar de Noordnol eindigde voorjaar 1942, maar het natuurdagboek ging door. Het veertiende en laatste cahier begon hij op 5 april 1943. De vaart raakt er geleidelijk uit. Op 14 januari 1945 zegt hij: ‘Vroeger was dit dagboek, al schreef ik er ook vrijwel alleen mijn natuurhistorische belevingen in op, mij een dierbaar bezit, en jaren heb ik trouw, dag aan dag, zelfs als er niets te melden viel, er iets in genoteerd. Het vorige jaar is dat veranderd.’ Misschien is hij ‘te veel kunstenaar’ geworden, oppert hij, en gaan neerzien op dit ‘geveugel’. Hij belooft beterschap, wil ‘deze goede traditie’ voortzetten. Dat lukt af en toe, bijvoorbeeld in mei 1948 wanneer hij om vijf uur opstaat voor een grote tocht over de Kaloot. De allerlaatste aantekening, van 19 mei 1951, gaat eveneens over de Kaloot, het belangrijke natuurgebied bij Borssele. Met de woorden ‘Ook een regenwulp gehoord’ eindigt het natuurdagboek, het ándere dagboek van Hans Warren, vaak even indringend en overtuigend als het persoonlijke dagboek waarmee hij zoveel faam verwierf.

MARIO MOLEGRAAF