Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 145 ~ Van Schagen

Precies honderd jaar geleden verscheen Narrenwijsheid van J.C. van Schagen (1891-1985), de andere Zeeuwse dichter. Het is een van de bijzonderste werken uit de moderne Nederlandse poëzie, indertijd alom aangemerkt als een mijlpaal. Maar van een feeststemming rond het eeuwfeest bespeur ik weinig, vermoedelijk omdat het na 1925 met Van Schagen alleen maar bergafwaarts ging. Hij, opgeleid als jurist en een door de wol geverfd ambtenaar, wist heel slim, altijd zijn weinig verheffende gedrag in de bezettingsjaren verborgen te houden. De Eereraad voor de Letterkunde veroordeelde hem wel, maar dan zonder publicatie van het vonnis. Zo kon hij in 1961 de Zeeuwse Prijs voor Kunsten en Wetenschappen binnenhalen. Maar uitgevers zagen doorgaans geen heil meer in zijn werk en hij moest zijn dreutels en dingetjes in eigen beheer gaan publiceren. Een enkele keer tot vreugde van Hans Warren die op 10 april 1965 een enthousiaste Letterkundige Kroniek wijdde aan nummer 5 van de ‘Domburgse Cahiers’, een boekje waarin Van Schagen vertelt over zijn Walcherse voorgeslacht. Hans Warren kreeg meteen opgetogen post uit Domburg vanwege deze ‘hartverwarmende bespreking’. Van Schagen stuurde ook een aardige brief toen bekend werd dat tien jaar na hem Hans Warren met de Zeeuwse Prijs zou worden onderscheiden. Zo is er, al vanaf 1954, meer correspondentie. Maar vrienden werden de twee Zeeuwse auteurs nooit. Wel nam Hans Warren tegen wil en dank zitting in een ‘Comité Van Schagen’, opgericht om de publicatie mogelijk te maken van drie boeken onder de noemer ‘Archief Van Schagen’. De titel van deel één, verschenen in 1986, zegt eigenlijk alles over Van Schagen. In Narrenwijsheid liep hij er al een beetje op vooruit met regels als ‘Daarom geef ik geen namen/ Ik ga maar en ben’. Nu staat er, niet meer bescheiden, maar pijnlijk parmantig, op het titelblad: Ik doe niet meer mee.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 144 ~ De Roode Lantaarn

Zou het opzet zijn geweest, die bescheiden naam De Roode Lantaarn? De rode lantaarndrager is de achterhoede, de nummer laatst in het peloton. In ieder geval was het vlammetje van De Rode Lantaarn snel weer gedoofd. Men hield het precies vijf afleveringen vol, vanaf augustus 1945 tot en met december 1945, om in januari 1946 op te gaan in Columbus. Dat ‘litterair-cultureel maandblad der jongeren’ was weer een samenvoeging van tijdens de bezetting illegaal verschenen bladen als Maecenas en Parade der Profeten. Allemaal uitgaven waaraan Hans Warren meewerkte, maar zijn betrokkenheid bij De Rode Lantaarn ging verder. Daarop wijst in ieder geval het colophon: het blad zou een privé-uitgave zijn van een aantal dichters, onder wie Ad den Besten, Gerrit Kouwenaar, Paul Rodenko, Hans Warren en initiatiefnemer Jan Praas. Waarbij opvalt dat Hans Warrens naam pas sinds nummer 3 in het colophon opduikt. Praas’ brief aan hem, gedateerd 18 september 1945, maakt duidelijk hoe we dit moeten opvatten. ‘Voel je er iets voor vast medewerker te worden?’ is de vraag. En dat betekent ‘tevens redacteur en uitgever zijn’. Verder wordt honorarium beloofd en volgens een afrekening ook betaald. Nummer 3 is tevens de eerste aflevering met werk van Hans Warren, ‘Bij een graf’, over het graf van een op het strand aangespoelde Engelse soldaat. Het gedicht zou, sterk aangepast, weer verschijnen in de bundel Een otter in Americain (1978) en daarna razendsnel (zie de drie jaar later uitgekomen Verzamelde gedichten 1941-1981) uit Hans Warrens poëtische oeuvre verdwijnen. Nummer 3 van De Rode Lantaarn opende met dit lange gedicht. In nummer 1 kreeg Thomas Vodijn deze ereplaats, in nummer 2 Den Besten, in nummer 4 Kouwenaar, in nummer 5 Guillaume van der Graft. De Rode Lantaarn gold vanwege de uitvoering en de genummerde oplage als een ‘bibliofiel tijdschriftje’, zoals P.J. Meertens het na verschijning van het allereerste nummer noemde in een beschouwing ‘De poëzie der allerjongsten’. De rest is literatuurgeschiedenis, literatuurgeschiedenis zoals bedreven door Piet Calis in Speeltuin van de titaantjes. Schrijvers en tijdschriften tussen 1945 en 1948. Het speelkwartier was voor De Roode Lantaarn dus snel voorbij. De abonnees liepen weg: ‘Iedere dag brengt de post afschrijvingen […] Deze week zeker 15!’ schreef Praas aan Den Besten. Hans Warren bleef aan allerlei letterkundige bladen meewerken, maar een positie als ‘redacteur en uitgever’ had hij nooit meer.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 143 ~ Ronald Giphart

In 2001 hield Ronald Giphart een dagboek bij, het jaar erna verschenen in de reeks Privé-domein onder de titel Het leukste jaar uit de geschiedenis van de mensheid. Geen geheim dagboek, maar openhartig genoeg, al onthult hij niet welk bedrag zijn royalty-afrekening vermeldt. Op 19 december 2001 staat hij stil bij de dood van ‘de oude bonobo uit Kloetinge’, niet eens zo’n gekke dierenvergelijking. ‘Warren was een groot dichter, een groot recensent, een groot geheim-dagboekschrijver’. De grote recensent wordt geciteerd op het buikbandje van de uitgave: ‘Giphart blijkt een uitstekend dagboekschrijver’. In Hollands maandblad waren al enkele aantekeningen verschenen, en in de PZC had ‘H.W.’ daarover bericht. Dat Giphart op positieve recensies uit Kloetinge mocht rekenen, was van invloed op zijn oordeel, zegt hij er eerlijk bij. ‘Warren liet zich nooit kennen. Zowel in Giph als in ons Vakantieboek wordt er zeer de draak met hem gestoken […] maar daar heeft hij nooit kleinzerig over gedaan’. Giphart spotte met ‘Hans Homeros Warren’, verwerkte dichtregels van hem in zijn romans en stuurde in 1995 een exemplaar met opdracht naar ‘meneer Hans’ van het samen met Bert Natter geproduceerde De beste schrijver van Nederland. Misschien is Ronald Giphart nét niet de beste schrijver van Nederland, maar hij schreef de mooiste, liefste, fijnste woorden bij Hans Warrens dood.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 142 ~ Levende dichters

Het is, weten we inmiddels, altijd opletten bij de opmerking ‘Hans Warren meldt in zijn dagboek’. Maar in zijn dagboek, de gedrukte editie én de oorspronkelijke versie, meldt Hans Warren op 13 april 1947 in een boekwinkel een bloemlezing te hebben ingekeken, Levende dichters: ‘Jawel, Warren, Hans, pagina zoveel. Het liet me koud, ik heb het boek niet gekocht’. Maar toch niet zo koud dat hij erover zweeg. Hij staat er inderdaad in, in Levende dichters, samengesteld door W.J. van der Molen, in 1946 verschenen bij uitgeverij West-Friesland, volgens mij verder niet actief op literair gebied. Levende dichters: de dichters dienden in leven te zijn. Wat niet altijd het geval was: zo is er een gedicht opgenomen van Augusta Peaux, terwijl zij in 1944 was overleden. Oók in april 1947 stond in het ‘maandblad voor letterkunde’ Ad Interim (het nummer waarin Hans Warren debuteerde als prozaschrijver met ‘De bron in het park Alverà’) een boos stuk van Barend de Goede over de bloemlezing, voor de gelegenheid ondertekend met Mr. Barend de Goede, hij maakte er namelijk een juridische kwestie van. ‘Inbreuk op auteursrechten’ noemde hij het artikel: er was geen toestemming gevraagd en geen honorarium betaald, niet eens aan Mr. Barend de Goede (met één gedicht aanwezig). ‘Dat als criterium voor de opneming in de bloemlezing de voorwaarde geldt dat de dichter leve, is voorts driewerf ridicuul,’ tiert De Goede verder. Geen toestemming, geen geld, geen bewijsexemplaar, maar Hans Warren stond erin. Voor het eerst in een bloemlezing. Niemand, ook hijzelf niet, kan me wijs maken dat hem dit koud liet. Hij sloeg het boek op en stuitte op ‘Landelijke Herfst’, pal naast ‘Het oude park’ van zijn goede vriend Jan Vermeulen. Het schokje van pagina 173.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 140 ~ Voor de tweede druk

De redevoeringen zijn geweest, de eerste drukfout is gevonden (waarvoor veel dank aan Martin van der Kamp). Het was een bijzondere middag in Middelburg, de middag dat het verschijnen werd gevierd van Opperhuidmens, mijn biografie van Hans Warren. Mai Spijkers, de uitgever, hield een overrompelende toespraak waardoor ik een jaar of veertig terugging in de tijd. Franca Treur was niet minder op dreef. We zien hen allebei achter het spreekgestoelte in de Zeeuwse Bibliotheek. Het boek is af, en ik blader tevreden. Ondanks die drukfout, op een verraderlijke plaats, helemaal onderaan pagina 549. Je bent bij het corrigeren in gedachten al op de volgende bladzij en zo ontsnapte ‘de contact’ (in plaats van ‘de contacten’) aan ieders aandacht. Inmiddels zitten er interessantere kwesties in het mapje dat ik aanleg voor een hopelijk snel noodzakelijke tweede druk van Opperhuidmens. Op pagina 411 heb ik het over een door Hans Warren aan zijn dochter Hannah geschonken exemplaar van Geheim dagboek 1942-1944. De opdracht daarin reconstrueerde ik aan de hand van wat de dagboekschrijver er later over noteerde: ‘zoiets als […] “opdat ze haar vader wat beter leert kennen”.’ Laat zich via deze site iemand melden die het bewuste exemplaar bezit. Er blijkt net iets anders te staan, dus dient de passage herzien. Een aanpassing is ook vereist in het verhaal over Marcel Taat, de eerste openlijke homo die Hans Warren ontmoette. De dichter toverde hem om tot Amarante: ‘Telkens had jij/ een nieuwe siernaam’. Marcel Taat wiste zijn sporen graag uit, maar ook weer een lezer van deze site dook in de Amsterdamse archieven. Inmiddels weet ik meer over de mysterieuze man, zijn lengte (1,87 m.), zijn opleiding (M.U.L.O. en de kunstnijverheidsschool, reclametekenen). En de kleurrijke figuur was kleurenblind. De laatste verrassing van Marcel: een nieuwe versie van hem in een nieuwe druk.

MARIO MOLEGRAAF