Maandelijks archief: oktober 2019

Menkemaborg, Uithuizen

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer de Menkemaborg te Uithuizen.

Geheim Dagboek 1 juli [1992] – 13.15 – (…) We waren gisteren naar Groningen en Drenthe. (…) Het was inmiddels zo laat geworden dat we enkel nog naar Uithuizen konden, naar de Menkemaborg. Het was er heerlijk stil, op schreeuwende pauwen, druk kakelende kauwtjes en liederlijk rochelende reigers na. Het zijn eigenlijk drie achter elkaar staande, talloze malen verbouwde huizen zonder stijl. In de tuin een haast feeëriek rosarium met veel trosroosjes in volle bloei. Overal reigers die kotsgeluiden maakten. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 80 ~ Brockhurst

Ik kan niet wachten om naar Gorssel te gaan, naar Museum MORE, waar tot en met 5 januari 2020 de tentoonstelling For Real. Britse Realisten uit de jaren ’20 en ’30 is te zien. Met vanaf Adshead, Mary tot en met Zinkeisen, Doris Claire namen die mij nog niets zeggen. Eén naam zegt mij des te meer, de naam Brockhurst, Gerald Leslie. Hans Warren was zeer enthousiast over het werk van Brockhurst (1890-1978) en verzamelde vanaf 1977 zijn etsen, in technisch opzicht ‘een wonder’ zoals Hans Warren in een bijdrage aan het literaire tijdschrift Maatstaf schreef. Het onderwerp van Brockhursts etsen was, vervolgde hij in het artikel, ‘Young Womanhood’. Een Brockhurst-expositie in de National Portrait Gallery in Londen heette zelfs A dream of fair women. (De cover van de bijbehorende catalogus is afgebeeld, het RA achter de naam Brockhurst staat voor Royal Academy.) We gingen er natuurlijk heen, in mei 1987, twee keer zelfs. Op het omslag van Maatstaf liet Hans Warren Viba zetten (afgebeeld), een ets uit 1922, de eerste Brockhurst die hij verwierf, april 1977, bij de onvolprezen Galeria Pictura te Middelburg. Later volgde bijvoorbeeld The West of Ireland (afgebeeld), een dubbelportret uit 1928 van twee meisjes. Ik word ook vandaag nog door zijn werk omringd en over Brockhurst de etser bestaat geen twijfel: het is overtuigende, zo niet overrompelende kunst. Eén zo’n portret heeft honderd keer meer te zeggen dan drie zalen vol ‘installaties’ in het Stedelijk Museum. Maar Brockhurst de schilder? Hij gold als een wonderkind, bijvoorbeeld vanwege het zelfverzekerde zelfportret uit omstreeks 1905 (zie afbeelding). Bij het eerste bezoek aan de National Portrait Gallery neigde Hans Warren ertoe Brockhurst ook als schilder ‘groot’ te noemen: ‘Hij was een meester in het weergeven van een zijden shawltje, de wol van een vest’. De tweede keer was hij kritischer. Het bezoek aan Gorssel zal het misschien leren: had hij de eerste keer of de tweede keer gelijk? En wie weet maken ook Mary Adshead en Doris Clare Zinkeisen een verpletterende indruk.

MARIO MOLEGRAAF