Maandelijks archief: februari 2018

Uit de nalatenschap van Hans Warren 60 – Andreas Oosthoek/Yuranan

 

Daar is-ie! Andreas Oosthoek liet de wereld eerst lang wachten op zijn dichtersdebuut, zie zijn woorden in De bladen terug (1987). Afgezien van enkele gelegenheidspublicaties, zoals Tijger en lam (1993), werd het daarna wéér stil. Maar na nogmaals jaren wachten is er nu dan de omvangrijke verzamelbundel Witheet nadert de ijsberg. Andreas Oosthoek, vijfenzeventig inmiddels maar verwikkeld in een verbluffende literaire jeugd, speelde (en niet alleen via de Provinciale Zeeuwse Courant, waarvan hij een decennium hoofdredacteur was) een belangrijke rol in Hans Warrens bestaan. Andersom geldt iets dergelijks. Dat blijkt ook uit de recente boeken. In de roman Het relaas van Solle (2015) loopt Hans Warren zelfs in levenden lijve rond. Onder het aan de genealogie ontleende pseudoniem Menne Mennes. In de gedichten van Andreas Oosthoek komen we hem eveneens tegen, een enkele keer bij name genoemd, vaker heerst er een Warrensfeer en voor wie goed oplet méér. Lees de bundel vooral zelf, de inhoud is even fascinerend als de titel. Ik wil inmiddels de aandacht vragen voor Yuranan Panya-In. Aan hem, de man uit Thailand met wie de Zeeuwse schrijver het leven deelt, is Witheet nadert de ijsberg opgedragen. Yuranan was erbij, op de presentatie van de bundel in boekhandel ’t Spui te Vlissingen (niet zomaar een boekhandel, men heeft de enige echte Boekverkoper van het Jaar in huis). Niet op de eerste rij, maar (en dat kenmerkt hem) ergens in een ruimte opzij, druk bezig met de catering. Uitgeefster Eva Cossee haalde hem naar voren en las het gedicht ‘Yuranan’ voor met het slot: ‘Weinig is geschreven/ over de naam Yuranan/ Hij is genoemd,/ meer woorden zijn er niet.’ Yuranan is ook genoemd door Hans Warren, in diens dagboek. De verhalen gingen Yuranan vooraf, maar op 12 juli 1992 konden Hans en ik hem begroeten. Ik met de kreet: ‘Daar is-ie!’ En hij is er nog steeds, de stille kracht achter Andreas Oosthoek.

 

Gezicht op Zutphen

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer: gezicht op Zutphen in februari.

Eind 1976 verscheen de eerste druk van de bundel “Zeggen wat nooit iemand zei” met het gedicht “Groet uit Lochem”. In de jaren zestig en zeventig spoorde Warren geregeld naar de Achterhoek voor bezoeken aan Paul Rodenko, broer en zus Palsenbarg en Jeanne Eeckelmans. Geciteerd is de met een geringe wijziging aangepaste versie uit de “Verzamelde Gedichten” (2002).

Groet uit Lochem
Dit was een ontdekkingsreis,
spelen: hoe zou jij het zien?
‘Stad aan de horizon’ bij voorbeeld,
neem Zutphen op deze nevelige
februarimorgen, de torens, de gouden bol
weerspiegeld in de trage IJssel.
Zeg, wat is Lochem in de winter
zonder jou, al fluiten zoete goudvinken,
al staat er met grote letters
zwart op hemelsblauw boven de kerkdeur:
‘Laat ons onze onderlinge
bijeenkomste niet nalaten (Hebr. 10).’
Ik stuur je daar een prentkaart van,
je zult lachen hoop ik, maar het is
koud vanavond, eenzaam en doodstil.
Ik wou dat ik in jouw rumoerige bedje lag
en met je spelen mocht.
Ik heb je nog nooit liefste genoemd,
nu noem ik je liefste, en dat helpt even.