Maandelijks archief: mei 2015

Het museum van/voor Volkenkunde

Martin van der Kamp zwerft langs plekken die in het leven en werk van Warren van belang zijn. In deze aflevering bezocht hij het Museum voor Volkenkunde in Leiden.


11 september 1970
Vandaag zijn Masha en ik een dag op stap geweest, naar me leek enigszins ironisch nagekeken door echtgenoot en echtgenote. ‘Die twee gaan eens zwelgen.’ De nuchteren wuiven de dwepers uit. (…)
Zo togen we eerst naar Leiden om in het Museum van Volkenkunde de schatkamer te bezichtigen en minsens een half uur bij de grote Japanse Boeddha’s te zitten. Ontheemd, maar toch weer indrukwekkend terechtgekomen. Nodend tot mediteren, wàt je daar ook onder verstaat.

24 april 1992
(…) In Leiden gingen we naar het Museum voor Volkenkunde, daar wordt Beyond the Java sea getoond, op de meest gemakzuchtige wijze. Men heeft zonder meer de vitrines en de bijschriften uit Amerika overgenomen. Als er nummertjes zoek waren geraakt, had niemand de moeite gedaan die te vervangen. Maar de expositie was prachtig, voor de Amerikanen moet het helemaal een verbijsterende ervaring zijn geweest. Stunning zegt de directeur van The Smithsonian Institution.
Ik was het meest onder de indruk van een tapi, een vrouwenrok uit de Opper-Lampong, twee verwante stukken aan elkaar genaaid. Ze werden in elk geval vóór 1914 gemaakt, toen verwierf het museum van Jakarta ze. Zo schitterend van patroon op stof heb ik niet gezien. De strook met de rode, ronde figuurtjes in de zijbanen is het mooist. In het middendeel telkens drie grote figuren, herinnerend aan kwallen of octopussen, de achtergrond ingewikkeld geborduurd en versierd, geen cm2 eender, een en al fantasie, pracht.

16 juli 2001
– 84 kg – 13.u. – Ik kijk vandaag met extra plezier naar al die sublieme voorwerpen in huis. Ze kunnen de vergelijking met het beste uit het Museum voor Volkenkunde in Leiden zonder meer doorstaan. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 39: Jan Vermeulen

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Hans Warren, superboekhouder van zijn eigen leven, maakte de wonderlijkste balansen op. Op 1 september 1946 stelde hij een lijst samen van ‘de personen van wie ik het meeste houd en gehouden heb’. Hij splitste ze nog eens op in ‘mogelijkheden’ en ‘onmogelijkheden’. Bij de ‘mogelijkheden’ staat onder meer Jan V. – dat moet, valt uit een volgend overzicht op te maken, Jan Vermeulen zijn. Op 5 oktober 1945 hebben ze elkaar leren kennen. Vermeulen draagt op zijn kamer in Leiden, zo meldt Hans Warren, ‘dichtbundels aan (…). Clandestien gedrukte bundels, sommige geheel door hemzelf verzorgd.’ Misschien zal Jan Vermeulen (1923-1985) vooral in die hoedanigheid de geschiedenis ingaan: als boekverzorger. De boekjes die hij toonde, moeten van zijn Molenpers zijn geweest, in mei 1944 van start gegaan met Morendo van de door hem bewonderde Gerrit Achterberg. Dat boekje zag er naar zeggen van Vermeulen zelf ‘nogal dilettantistisch’ uit. Maar hij leerde snel bij, zoals te zien is aan de bundel Het ontoereikende, met eigen poëzie van Jan Vermeulen, en al helemaal aan De terugtocht, ook met gedichten van hemzelf. Het bleef niet bij kijken voor zijn nieuwe Zeeuwse vriend. Deze mocht een exemplaar van Het ontoereikende mee terug nemen naar Borssele, met opdracht. Bijzonder was dat hij op een dag ook nummer II kreeg van De terugtocht. Het was het exemplaar dat Vermeulen had gereserveerd voor Hartwig Runolt, aan wie de bundel was opgedragen. Van Hartwig Runolt (eigenlijk Julius Seiwert geheten), een discipel van Stefan George, vermeldt de catalogus van de Deutsche Nationalbibliotheek twee boeken, een in 1933 uitgegeven toneelstuk en een gedichtenbundeltje uit 1935. Hij belandde als onderofficier in Nederland, op een dag kwam hij in de boekwinkel waar Vermeulen werkte om de gedichten van Albert Verwey vragen. De twee zagen elkaar daarna elke dag, vertelde Jan Vermeulen aan Lisette Lewin, ‘stiekem. Hij was in uniform en hij vond het beter voor me dat we niet met elkaar werden gezien. Mij kon het niks schelen (…) Ik vereerde hem en hield van hem.’ Runolt werd naar het Oostfront gestuurd en raakte daar vermist. Voorin De terugtocht had Vermeulen voor zijn Duitse vriend een gedicht van Hugo von Hofmannsthal uit december 1891 overgeschreven. ‘Einem der vorübergeht’ heet het sterk homoerotisch geladen gedicht, daarboven stond oorspronkelijk nog ‘Herrn Stefan George’, Hofmannsthal schreef het na hun eerste ontmoeting. Het gedicht en het verhaal over de vriendschap tussen Vermeulen en Runolt lieten Hans Warren niet onberoerd, ze spelen een belangrijke rol in zijn Steen der hulp. Je zou door dit alles vermoedens krijgen, maar die zijn niet terecht. Jan Vermeulen trad ook op als Hans Warrens redacteur. In die rol maakte hij aantekeningen in de marge van een romanmanuscript. ‘Hij lachte om zijn vrees homosexueel te zijn. Die gevoelens kwamen voort uit een geweldig gemis aan het ware’, had Hans Warren geschreven. Waarmee hij zichzelf verloochende. Jan Vermeulen ziet de grote leugen als grote waarheid: ‘Hier raak je eindelijk de kern.’ Zo zijn er nog een paar opmerkingen die van misbegrip getuigen. Zie ze als een soort antwoord. Jan Vermeulen was door Hans Warren in het verkeerde rijtje gezet: hij hoorde heel beslist bij de ‘onmogelijkheden’.

Mario Molegraaf