Maandelijks archief: juni 2022

Museum Betje Wolff

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer Museum Betje Wolff.

27 mei [1992] – 16.15 – (…) In Middenbeemster bezochten we dan eindelijk het Museum Betje Wolff. Het was goed enige tijd te vertoeven in zolderkamer ‘Kipperust’ waar deze grote vrouw zo veel jaren heeft gewerkt. De woning is bescheiden voor een pastorie, niet meer dan een flink uitgevallen dorpshuisje. Van Betje zelf is er, meen ik, helemaal niets, wel heeft men er haar werken bijeengebracht en de boeken waarvan ze hield. We zaten een tijdje op de bank in de tuin, keken omhoog naar haar kamertje. Ik had graag iets ter ere van Betje Wolff, mijn streekgenoot, in het gastenboek geschreven. Maar het leek me te pretentieus, en daarom liet ik het bij een meditatie in het studeervertrekje. (…)

De Hoekweide

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp
landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en
werk van Hans Warren. Deze keer de voormalige galerie De Hoekweide,
Nazareth 4, Wolphaartsdijk
.

19 nov. [1992] – 20.30 – (…) Om twee uur vanmiddag moesten we in
galerie De Hoekweide in Wolphaartsdijk zijn, ik heb beloofd de
tentoonstelling van Hens van der Spoel te openen. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 112 ~ Jan Rot

Heel Nederland leefde mee met de dood van Jan Rot (Makassar 25 december 1957 – Rotterdam 22 april 2022). Jan Rot leefde mee met mij toen Hans Warren stierf. Het alleraardigste bericht in die dagen kwam van hem. Een briefje met de aanhef ‘Arme vent’, de afsluiting ‘Arm om je schouder’ en een CD erbij. Het was geen rotte dag toen hij in ons bestaan verscheen, 11 november 1994, bij een radioprogramma. Hij zong daar de liedjes die hij had gemaakt van Hans Warrens gedicht ‘Natuurlijk’ en het door ons vertaalde gedicht ‘De spiegel in het portaal’ van Kavafis. ‘Het is een geschikte vent,’ noteerde Hans in zijn dagboek. Bijna een jaar later stuurde Jan Rot een ironische brief: hij wilde met een televisieploeg naar Zeeland komen voor een programma ‘Lieve Jongens Allemaal’. Zo gebeurde het ook, en na het bekijken van de uitzending oordeelde de dagboekschrijver mild: ‘het bleek dat we in onze waarde waren gelaten’. Op 1 juni 1996 verscheen Jan Rot weer, deze keer in het dagboek aangemerkt als ‘een bijzonder geschikte kerel’. De reden voor zijn komst was een vraaggesprek over onze Plato-vertaling, pas begin 1998 stond het stuk in de Nieuwe Revu. Vanuit het Pijkeswegje kwam er iets terug, een bespreking van het boek Rot is liefde in de Provinciale Zeeuwse Courant. Waarop hij in een brief van 28 april 1998 reageerde. Het ‘liefdescadeau’ waarop hij in dat bericht hoopte, kwam alsnog, zij het in onvoorziene vorm. En ook het grote succes kwam alsnog voor hem, op al even onverwachte wijze. Rots arm om mijn schouder en heel de rest zal ik nooit vergeten.

MARIO MOLEGRAAF