Auteursarchief: Ronny en Eric

Uit de nalatenschap van Hans Warren 123 ~ Weer Warren

Als je in de elektronische telefoongids van Nederland zoekt, kom je slechts zeventien keer de naam Warren tegen. Des te opmerkelijker is het dat ik voor de tweede keer het leven met een Warren deel. Eerst waren er de jaren met Hans Warren, nu is Pieternel Warren in mijn bestaan gekomen. Weer in mijn bestaan gekomen, moet ik zeggen. De nieuwste liefde was ook mijn oudste liefde. Zíj was het die mij er lang geleden toe bracht uit de kast vol dichtbundels van de bibliotheek in mijn woonplaats Waalwijk die van Hans Warren te kiezen. Indertijd leefden ze niet lang en gelukkig. Zij was – en is – de kleindochter van Hans Warrens oom Freek en tante Nel. Hans Warrens vader, Piet, werd geboren in 1890. Bij diens halfbroer (dezelfde vader, een andere moeder) Freek hoort het jaartal 1906. Allebei kregen ze slechts één zoon, Hans en Ben, de vader van Pieternel. De band tussen Piet Warren en Freek Warren, volgens zijn huwelijksakte uit 1930 ‘waterbouwkundig opzichter’, was hecht. Toen er grote werken aan de zeedijk bij Borssele werden uitgevoerd, was Freek Warren naast zijn halfbroer tijdelijk opzichter. Zijn kleindochter Pieternel verschijnt onder de schuilnaam Rosalind een paar keer in Geheim dagboek. Slechts in één geval in eigen persoon: als ze op 12 april 1986 een signeersessie bezoekt. Het bijbehorende boek, de gedichten van Kavafis met de handtekeningen van Hans Warren en mij bestaat nog. Een onderdeel van haar Hans Warren-collectie, waarvan je op de foto’s een indruk krijgt. Haar vader en Hans Warren hebben slechts één gemeenschappelijke grootouder, Johannes Warren, aannemer in Vlissingen. Weinig gedeelde genen, maar de trots op de achternaam verdoezelt dat een beetje. Waarin een kleine familie groot kan zijn.     

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 122 ~ Scheiden

‘Scheiden doet lijden’ wil een bekend lied van een eeuw geleden. Ik kan erover meepraten. ‘Lang kan het duren/ Eer je vergeet/ Iets wat je lief was/ Gaat van je heen,’ vervolgt de liedtekst. En dan het schuldgevoel over wat je hebt uitgehaald. Terwijl je de grootste moeite hebt om deze emotieorkaan te doorstaan, wordt ook nog eens een enorm beroep gedaan op je praktische vaardigheden. Hans Warrens echtscheiding verliep anders dan andere echtscheidingen. Er waren dan misschien tranen en vermoeienis toen Helen Warren-Ferguson vertrok, maar je bespeurt bij haar (ex-)man niets van de scheiden-doet-lijden stemming. Zij maakte het hem bovendien zeer eenvoudig, ze regelde alles en liet de echtelijke woning aan hem over. Hij hoefde niets in zijn leven te veranderen, er waren alleen wat geliefde voorwerpen verdwenen. Op een stuk of tien kladblaadjes maakte Hans Warren notities over de verdeling van de inboedel. Helen bleef in het bezit van onder meer juwelen, auto en wasmachine. Aan het begin van hun huwelijk, 28 mei 1952, hadden Hans A.M. Warren en Helen M. Ferguson een kaartje laten drukken. Het huwelijk eindigde stilletjes op 1 augustus 1975. De documenten van de scheiding zijn er nog, geproduceerd door de rechtbank en door de advocaat van Helen, mr. Vermaas, die de gij-vorm bezigt. En natuurlijk is er de opmerking in Hans Warrens dagboek toen zij vertelde te willen scheiden: ‘Ik kan wel dansen, maar ik houd voorlopig mijn trieste masker op.’ Ook door die houding lijkt zijn scheiding de simpelste scheiding uit de wereldgeschiedenis te zijn geweest.

MARIO MOLEGRAAF

Westeindse Weel

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp
landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en
werk van Hans Warren. Deze maand de Westeindse Weel.

Joh. A.M. Warren, 1942, Een morgen op het eind van october. Met tekeningen van den schrijver. In: In weer en wind jrg. 6 no. 10, p. 237-239.
(…) Al vroeg was ik op pad om een fietstochtje door de zgn. zak van Zuid-Beveland te maken. De zon was juist verschenen, en deed overal kleine ijskristalletjes in haar stralen vonken. Toch zou ze niet lang schijnen, want grote, zachtgrijze wolkenbanken hingen laag boven de horizon. De Schelde was vlak en lichtblauw, met donkere stroomstrepen,
waarboven de teer-violette lucht zich welfde, hoger op blauw, vol melkgrijze wolkjes. Nog voor ik aan de haven van Borssele was, waar grote bergen suikerbieten lagen te wachten op vervoergelegenheid, verloor de zon het van de wolken, en die laaghangende lichtgrijze streep, met het rosse licht er onder, gaf het landschap wel een heel winters aanzien.
Vlak voor mijn fiets vloog een strandleeuwerik van het paadje op, en streek een paar meter verder weer neer. Toen ik afstapte om hem te bekijken, keek hij me eerst schuw aan, maar weldra ging hij rustig pikken aan de wegkant. Een mooie, violetachtigbruine vogel, met lichtgele kop, zwarte streep door ’t oog, over de borst en boven ’t oog. Die laatste vormde aan’t eind het opwippende “hoorntje”. Over de rug liepen nauw zichtbare, iets donkerder lengtestrepen. Bij het opvliegen liet hij een zeer hoog, welluidend en toch enigszins piepend geluid horen, ongeveer “ietjirp, ie-iètjirp”. Een aardige ontmoeting, zo heel vaak zie ik ze niet.
In de Westeindse weel lagen een hele troep toppereenden, een flinke twintig dodaarsjes, een wijfje-brilduiker, en tot m’n verwondering zes zwemmende zwarte ruiters! Die laatsten zwommen vrolijk midden in ’t diepe water rond, aldoor pikkend met hun fijne, zwart-rode bek. Voor de aardigheid wilde ik wel eens weten of die nieuwe “zwemvogels” ook zó van het water konden opvliegen, en daarom ging ik het weiland in.
En jawel, met het grootste gemak vlogen ze op, cirkelden even rond, en daalden, de rode poten uitgestrekt, weer in het diepste gedeelte van de weel neer, waar ze lustig verder zwommen en pikten. (…)

22 maart. [1940, natuurdagboek] – Aan de Westeindse Weel hoorde ik een vogelzang die ik niet kende. Even dacht ik aan een schreeuwerige merel die er niet veel van terechtbracht, maar toen zag ik in een iepeboom een grote lijster zitten. Het zozeer geroemde lied viel me ronduit tegen. Kort, driftig afgebroken waren de strofen. Maar wie weet was het een stumper in zijn soort. (…)

17 nov. [1940, natuurdagboek] – Zondag. Aan de Westeindse Weel achtervolgden twee bonte kraaien een soortgenoot die een prooi in de bek had. Bij het zwenken door de takken liet hij die vallen. Het bleek een pas gedode huismus te zijn. (…)

26 dec. [1940, natuurdagboek] – Tweede Kerstdag. ’s Nachts nog vorst, maar overdag waren er tekenen van dooi. Toch nog geschaatst, eerst op de inlage, later op de Westeindse Weel. (…)

Uit Geheim Dagboek:

23 aug. [1943] – Jl. zaterdag, 21 aug. is Sibylle een hele dag bij ons geweest. (…) We zijn eerst gaan zwemmen in de Schelphoek, (…) lagen een poos op Sibylle’s badjas, maar de zon dook weg; we gingen thuis koffie drinken, wandelden nadien en zaten een paar uur aan de Westeindse Weel. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 121 ~ Martien Beversluis

Buikpijn bij de biograaf. Ik voel me, als biograaf van Hans Warren, ongemakkelijk over een passage uit de onlangs verschenen biografie van Martien Beversluis, bekend (of eigenlijk nauwelijks bekend) als foute schrijver en door de nazi’s geïnstalleerde burgemeester van Veere en Vrouwenpolder. Het ongerijmde leven van Martien Beversluis heet het boek dat Lo van Driel aan de rijmelaar wijdde. Een lezenswaardige en méér dan afstandelijke biografie: de auteur heeft geen sympathie voor de mens Beversluis en geen waardering voor diens werk. Datzelfde gold voor Hans Warren, dat weet ik wel. Maar ik weet geen raad met de alinea op bladzijde 308 van het boek, gebaseerd op een brief die Beversluis volgens de eindnoot schreef op 21 januari 1953. Hij citeert zijn opponent gedetailleerd en mede daardoor geloofwaardig. Maar zijn de heftige woorden wel de woorden van Hans Warren? Een bizarre vraag, maar Beversluis was een bizar geval. Hans Warren heeft zich in het openbaar zelden over hem uitgelaten. Wél verschenen kort voor de brief van 21 januari 1953 twee afwijzende besprekingen in de PZC. Op 20 september 1952 schrijft Hans Warren uitvoerig over Beversluis’ De Hamer Gods, een drama in verzen over de boetprediker Savonarola. De recensent zegt veel over de persoon Savonarola, niets over de persoon Beversluis. Maar hij acht diens werk ‘een volledige mislukking (…) Welgeteld 134 voetnoten verduidelijken de tekst, maar de spelers kunnen die wijsheden moeilijk even achter ’t handje de toeschouwers toeroepen, zodat aan de niet voorbereide en ingewijde bezoeker minstens 134 details dreigen te ontgaan’. Even later, op 30 september 1952, bericht hij even vernietigend over Beversluis’ bundel Echo der Liefde: ‘Met poëzie heeft dit alles niets te maken en de echo van deze liefde klinkt dan ook zeer gemaakt en hol’. Begrijpelijk dat Beversluis boos was. Maar waar zijn de woorden die hem nopen tot de uithaal: ‘Niemand zet dezen blaag hier recht’? Heeft hij waarheid en verzinsel vermengd, waarbij hij bij het pijnlijkste verhaal uit Hans Warrens leven uitkwam, het verhaal van diens vader in en na de bezettingsjaren? De biograaf suggereert, maar niet meer dan dat, een verband tussen het stuk over De Hamer Gods en de brief. Beversluis verwijst naar ‘de krant waarin hij zoo vuil over mij schreef’. Maar in geen enkele krant is de op pagina 308 aan Hans Warren toegedichte tekst terug te vinden. Zie ik iets van groot belang over het hoofd? Bijvoorbeeld correspondentie die onder ogen van de beledigde Beversluis is gekomen? Vandaar de buikpijn bij de biograaf.

MARIO MOLEGRAAF

Restaurant Het Veerhuis

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze maand: restaurant ‘Het Veerhuis’.

Geheim Dagboek 21 maart [1981] – Lente en lenteweer. (…) Gisteravond, we hadden al flink wat Vinho verde gedronken en Parmaham gegeten, besloten we opeens in ‘Het Veerhuis’ te gaan dineren. Mario met zijn nieuwe pak aan, en een strikje om. Wij waren de enige gasten, er werd dus speciaal voor ons gekookt. Het eten was heerlijk, maar de sherry vooraf, de twee flessen wijn (Meursault en Ile de Vergelesse), de Sauternes en Poire Williams bij dessert en koffie maakten ons dronken. (…)

16 mei [1981] – 20 uur – (…) Gisteravond heeft Mario op een etentje getrakteerd in ‘Het Veerhuis’ in Wolphaartsdijk, om het begin van de zomervakantie te vieren. Dat is een van de beste restaurants in de buurt. Prachtig weer, we dronken het aperitief zelfs op het terras. Alles was even lekker, (…).

21 mei [1981] – 14.30 – (…) We zijn weer wezen eten in ‘Het Veerhuis’, namen het ‘Menu dégustation’, en het viel deze keer buitengewoon tegen. (…)

7 juni [1981] – pinksteren, 11.45 – (…) Voortreffelijk gegeten in ‘Het Veerhuis’, wel duur: ik was f 600 kwijt voor ons drieën.

17 juli [1982] – Gisteravond zijn we om te vieren dat Mario voor zijn tentamens is geslaagd, wezen dineren in Het Veerhuis te Wolphaartsdijk. We gingen op de fiets. (…) Bij Het Veerhuis zaten we een poos buiten. Het uitzicht daar is erg levendig door de drukte op het Veerse Meer, met zwemmers, surfers, zeilers in een glorieuze ondergaande zon. (…)

3 juni [1985] – maandag, 8.10 – (…)We dineerden heel lekker en heel kostbaar in ‘Het Veerhuis’ in Wolphaartsdijk. Vooral de verse ganzenlever met Muscat de Beaumes de Venise en de flensjes met Ch. Filhot waren memorabel. (…)

30 april [1989] – zondag 11 uur – Met Mabel is gisteren alles goed en aangenaam verlopen. (…) We zijn wezen eten in ‘Het Veerhuis’ in Wolphaartsdijk, een zevengangendiner van de grootste verfijning. (…)

9 nov. [1991] – Gisteren mijn feestje van de krant, (…). Om zeven uur werden we met de taxi afgehaald. Annie en Kees van der Maas zaten er al in. We waren de eersten bij het Veerhuis in Wolphaartsdijk en begonnen aan de champagne bij het heerlijke haardvuur. (…)

5 nov. [1992] – 15.15 – Dinsdagmorgen omstreeks kwart voor elf waren de televisiemensen hier, gisteravond tegen zessen vertrokken ze. (…) Jan P{eter wilde dat we (…) op de Markt in Goes gingen eten en filmen. Maar we hebben doorgedreven om naar ’t Veerhuis in Wolphaartsdijk te gaan. Dat is nogal een succes geworden. De oesters in champagnesaus, de mosselsoep en de kreeft waren in elk geval heerlijk. Maar het is géén genoegen tijdens het eten te worden gefilmd, het is net zoiets als de liefde bedrijven met een camera erbij. (…)

27 juni [1993] – zondag, 13 u. – (…) Daarna zijn we gaan eten in ’t Veerhuis, ik vond het er ronduit slecht. Zeshonderdvijftig gulden weggegooid, banale paté, onbenullige soep, slechte tarbot. Ik heb over het bezoek niets te vertellen. (…)

24 maart [1997] – 10.45 – Gisteravond zijn we wezen eten in Het Veerhuis in Wolphaartsdijk. We waren de enige gasten, M. vindt dat fijn, ik voel me dan altijd wat opgelaten. Wat kan die Fred van Mierlo koken, waarschijnlijk is hij de beste saucier van Nederland. (…)