Willem Bijsterbosch meldt zich in 1976 in het leven van Hans Warren. Via correspondentie, veelbelovende correspondentie, al moet Hans Warren vaststellen dat de enthousiaste fan zijn type niet is, ‘donkerblond, blauwe ogen.’ Maar hij voelt zich gestreeld, onder meer omdat Willem Bijsterbosch met zijn huissleutel Warren-teksten in de oude keien op het Haagse Binnenhof heeft gekrast. Er komt zelfs een ontmoeting, begonnen in Delft, maar die leidt tot niets. Later zou Bijsterbosch zelf in de literatuur opduiken. Hans Warren volgde zijn werk kritisch, op 10 maart 1990 zei hij op een volle literatuurpagina van de PZC naar aanleiding van Ketser de Neger over Bijsterbosch: ‘Hij heeft (…) iets van een natuurtalent, een zondagsschrijver. Daar toont hij de gebreken van, maar ook de oorspronkelijke kijk, de ontwapenende directheid.’ Een gedicht van Bijsterbosch, het prachtige ‘Een hoog’, haalde zelfs Hans Warrens Spiegel van de moderne Nederlandse poëzie. Onlangs verscheen het Verzameld werk van Willem Bijsterbosch, 650 bladzijden dik, deel één in de Regenboogreeks van Uitgeverij kleine Uil. Bijsterbosch (1955-2010) was achteraf gezien een wat tragische figuur, het duurde volgens een berichtje in Tirade een week eer men zijn lijk aantrof in zijn huis, de gemeente betaalde vervolgens de crematie. Een bekende verschijning in Den Haag misschien, maar een veel te weinig bekende schrijver. Een natuurtalent inderdaad, maar hij rijpte langzaam vanaf zijn onzekere, op vele andere dichters leunende poëziedebuut tot en met zelfverzekerd, van alle homoclichés vrij proza. Zijn Verzameld werk verdient om allerlei redenen een plaats in je boekenkast, niet ver van de uitgaven van Hans Warren.
MARIO MOLEGRAAF




auf Stielmus, ‘wat dat ook mag zijn’. Zelfs de allerdikste Van Dale biedt twintig jaar later nog altijd geen oplossing voor het Stielmus-raadsel, maar volgens mij gaat het om raapsteeltjes. Ik heb de menukaart nog, en de rekening, in Duitse Marken. De geheimzinnige post 93/Wehl.So.Rl-Spl-tr daarop betreft de wijn: Wehlener Sonnenuhr 1993, Riesling, Spätlese, Trocken van het huis J.J. Prüm. Hans kwam niet graag in Duitsland, inderdaad de oorlog die nog in hem woedde, maar een paar keer per jaar wist ik hem mee te slepen. Een ander reisje, goed voor een andere dagboekaantekening, en kracht bij gezet met andere documenten (indrukwekkend vind ik nog altijd de door ons opgevolgde Menüempfehlung met onze namen helemaal correct erop), met de datum 10 oktober 1995, werd afgesloten met een etentje te Essen, in Résidence. In mijn herinnering de lekkerste maaltijd van mijn leven. Als ik mijn ogen dicht doe, proef ik nog gang twee, de consommé van kwartel en kreeft, ‘Wachtel und Hummer’, teruggebracht tot de ‘Essenz’. Wat wil ik op mijn achtenvijftigste verjaardag op mijn bord?






