Uit de nalatenschap van Hans Warren 61 – Lucebert

Ik riep nog net geen hoera toen ik de krant van de mat raapte. Mijn glas bourgogne smaakte die avond nog net iets lekkerder dan andere avonden. Noem het leedvermaak. De fascinerende biografie door Wim Hazeu over Lucebert. Hét nieuws van dat boek: de heftige nazisympathieën van de dichter, onderscheiden met de P.C. Hooftprijs en de Prijs der Nederlandse Letteren. Waarom dit ineens nieuws is en Wim Hazeu verbazing acteert, begrijp ik niet helemaal. Er gingen geruchten over, ik heb er met Wim Hazeu over gepraat en gemaild. Alleen kon ik hem het rokende geweer niet aanwijzen. Maar nu zijn de verpletterende bewijzen er dan. Brieven vol met dit soort uitspraken: ‘Sieg Heil und Heil Hitler!’ Hans Warren noteerde op 13 februari 1983 in zijn dagboek: ‘Gerrit (Komrij) heeft me op mijn aandringen eindelijk iets verteld over de smerige uitlatingen van Lucebert over mij in de Haagse Post: dat ik een soort hoerenjongen van de moffen was geweest. Zoiets kun je verwachten van iemand die zelf allesbehalve een smetteloos verleden heeft.’ Let op die tweede zin: wat nu groot nieuws is, wist Hans Warren vijfendertig jaar geleden al. Wat de eerste zin betreft: wéér ontbreekt het rokende geweer, ik kan de bron niet traceren, mogelijk heeft zegsman Gerrit Komrij dingen door elkaar gehaald. Even was alles mooi geweest tussen de twee dichters. In 1954 ontwierp Lucebert het omslag van Hans Warrens Leeuw lente, misschien het veelzeggendste commentaar op de bundel. Hans Warren jubelde in hetzelfde jaar: ‘Lucebert is in onze taal een grote vernieuwer; zijn poëzie neemt een vlucht op internationaal plan, schiet als een vrije reuzenboom omhoog in ’t meestal zo prutserige Nederlandse dichthofje. Zijn lover ruist van nieuwe, grootse, soms verschrikkende geheimen.’ Verschrikkende geheimen, inderdaad: Wim Hazeu verheldert de ware aard daarvan. Lees deze biografie. En lees daarna nog eens de poëzie van Lucebert. Met de nieuwe kennis, zo was mijn onthutsende ervaring, komt heel dit oeuvre als één grote vervalsing over. Al Luceberts gedichten wijken voor zijn woorden van destijds: ‘Eens wanneer alle Germaansche stammen verenigd zijn zal de Jood geen gelegenheid meer hebben bloed tegen gelijk bloed op te zetten.’ Als ik erover nadenk, smaakt ineens zelfs de beste bourgogne bitter. Het zou van goed fatsoen getuigen als die prestigieuze prijzen alsnog worden ingetrokken.

Mario Molegraaf