Ter gelegenheid van de 99e verjaardag van Hans Warren verscheen bij Althaeapers in Den Haag: Soleil Noir. In deze verrassende uitgave beschrijft Warren een van zijn eerste ervaringen in het Parijs van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Mario Molegraaf schreef er een achtergrondtekst bij: Op de fiets over de Place de la Concorde. Het boekje is prachtig geïllustreerd door Johan Breuker. Zie voor al dit moois: http://althaeapers.nl/uitgaven/johan-breuker/hans-warren-soleil-noir/
Dit najaar verscheen de vijftiende druk van ‘De 120 dagen van Sodom’ van D.A.F. de Sade (1740 -1814) in de vertaling van Hans Warren. Van deze vertaling werden in de loop van de tijd zo’n honderdduizend (!) exemplaren verkocht. De nieuwe De Sade is naast gebonden ook als e-book verkrijgbaar.
Van de achterflap: ‘Tranen van bloed’ huilde Markies de Sade toen hij zijn levenswerk verloren waande: het beroemde en beruchte manuscript van ruim 12 meter lang en 11 centimeter breed waarop hij vanaf 22 oktober 1785 in de Parijse Bastillegevangenis heimelijk De 120 dagen van Sodom had geschreven. Ruim honderd jaar later bleek iemand de rol toch te hebben gered en eind 2017 werd die door de Franse regering tot ‘trésor national’ verklaard. Tweeënveertig vrouwen en knapen worden gevangengehouden in een ontoegankelijk kasteel, overgeleverd aan de grillen van vier libertijnen. Deze onvoltooid gebleven roman is vooral zo beangstigend door de consequentheid waarmee over seks en geweld is nagedacht. De Sade zocht naar de absolute waarheid, maar koos daarbij een richting waarin vrijwel niemand durft te kijken. Zo ontstond een ‘bijbel van het kwaad’. Een verpletterende, maar dikwijls ook humoristische catalogus van wellust en wreedheid, met een eeuwige actualiteit.
Donatien Alphonse François de Sade, bekend onder de naam Markies de Sade, was een Franse aristocraat, schrijver en bekende voorstander van het libertinisme. De woorden sadisme en sadomasochisme zijn van zijn naam afgeleid. Volg de link:
Zijn debuut als natuurschrijver valt precies te plaatsen: april 1941, hij zat nog op de HBS in Goes, een artikel ‘Overwinteren in 1939-1940’, vooral over het overwinteren van kluten in Zeeland, in het tijdschrift In weer en wind. Maar wanneer liet Hans Warren zich voor het eerst zien als literaire auteur? We hebben het op deze plaats wel eens gehad over De Trekker. In 1942 stuurde hij poëzie in naar dat tijdschrift, maar het blijft een raadsel of het ooit tot publicatie is gekomen. In ieder geval waren najaar 1944 gedichten van hem te lezen. Maar welk blad was toen het eerst? De aflevering van Maecenas met Hans Warrens ‘Stanzen’ verscheen in november 1944. In dezelfde maand verscheen óók het betreffende nummer van Parade der Profeten. Het is onduidelijk wie de eer mag opeisen, maar Hans Warren was via Maecenas en redacteur Willem Karel van Loon tot Parade doorgedrongen. In de inhoudsopgave zien we dan ook (M) achter zijn naam staan, dat betekent ‘Medewerker van de Maecenas-groep’. Het nummer van Parade, een zeldzaam en belangrijk literair-historisch document, begint met pagina 177 en eindigt op pagina 296 met een colophon. Hans Warren is met vijf gedichten vertegenwoordigd: ‘Calandpolder’ staat op pagina 203, ‘Laatste lied’ (een eerdere versie van ‘Laatst herfstlied’) en ‘De boot’ (verdwenen uit het oeuvre) op pagina 204, ‘Landelijke herfst’ op pagina 205, en op een ‘207 a’ genummerde pagina verschijnt ‘Stanzen’. Om trouwens in een februari 1945 verschenen tweede herziene druk weer te verdwijnen, zoals meer gedichten en zelfs hele dichters verdwijnen. Deze keer loopt het geheel van bladzijde 1 tot en met 102, Hans Warrens werk staat op bladzijde 70, 71 en 72. ‘Calandpolder’ is abusievelijk omgedoopt tot ‘Callandpolder’ en van een verrassend toepasselijke illustratie voorzien, of misschien toch niet zo verrassend, want de houtsnede is van de Zeeuwse kunstenaar Joost Baljeu, in 1925 te Middelburg geboren. Het ging oorspronkelijk om een driedubbele aflevering (nr. 7-8-9) van het sinds mei 1944 verschijnende tijdschrift. Van begin af aan gebruikten de medewerkers, schrijvers en beeldende kunstenaars, hun eigen naam. Vanwege de uitvoering – gestencild en met ingeplakte illustraties – maakt het geheel een wat schoolkrantachtige indruk. Maar men heeft, zie het colophon, bibliofiele pretenties, er verschijnt zelfs een luxe editie, alle exemplaren zijn genummerd (Hans Warren kreeg nummer 47) en door de redacteuren Carla Scheidler, Jan Praas en Ad. Van Noppen gesigneerd. In het poëzienummer vinden we naast vergeten dichters bekende namen, Ad den Besten en Guillaume van der Graft, Willem Frederik Hermans (in een eerdere aflevering van Parade gedebuteerd) en Paul Rodenko. Achteraf gezien zijn Rodenko’s gedichten de opmerkelijkste, ze nopen tot een herschrijving van de literatuurgeschiedenis waarin men over het hoofd zag dat de eerste ‘Vijftiger’ al in 1944 tot een eruptie kwam. C.A.G. Planije en Jan Praas droegen een uitvoerig essay bij, ‘Verengde kringen’, waarin de nieuwste poëzie wordt overzien. Ze gaan uitgebreid in op het werk van Hans Warren, een ‘moderne Griek, die (althans voorlopig) zijn eden schijnt te hebben gevonden’. Zijn werk is ‘stoer en onwrikbaar’, heeft ‘een harde, soepele zegging’, en de dichter onderscheidt zich ‘sterk van de intellectuele, veelal overbeschaafde poëzie’. De top-vier van ‘de opmerkelijkste en tot nu toe belangrijkste dichters van deze generatie’ bestaat volgens hen uit W.J. van der Molen, Guillaume van der Graft, Eb van de Beld en Hans Warren. Of deze Parade werkelijk zijn debuut bevatte? Hoe dan ook, het begin van zijn literaire loopbaan beloofde wat.
Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer de voormalige tandartspraktijk van Hans Stam aan de F. den Hollanderlaan 16 te Goes (tegenwoordig: osteopathiepraktijk Beter).
Uit Geheim Dagboek: 9 juli. [1972] – (…) Ik kon ‘s-nachts niet slapen van de pijn. Om acht uur Hans Stam opgebeld, die bleek met vakantie. Ik kon om kwart voor elf bij zijn vervanger Hage terecht. (…) 29 april [1982] – Ongelooflijk opgelucht. Na ruim twee jaar móest ik naar de tandarts: mijn gedeeltelijke gebitje was geknapt, een kies afgebroken, een vulling uit een hoektand los. Het is allemaal gemaakt. ‘Het restant houdt zich goed,’ zei Hans Stam bemoedigend. Ik ben in jubelstemming. (…) 10 jan. [1983] – 12.50 – Om elf uur moest ik bij de tandarts zijn om te ‘happen’ voor een nieuw partieel bovengebit. Het oude was net voor de kerstdagen geknapt, maar nog wel bruikbaar als ik voorzichtig at. (…) 19 okt. [1984] – 10.30 – (…) Eergisteren en gisteren naar de tandarts geweest. De opening tussen tanden en gebitje was inderdaad te groot. (…) 18 april [1985] – 20 uur – Het viel niet mee bij de tandarts. De kies moest eruit, en dat werd een marteling. Twee wortels waren nog heel sterk, de derde bleek verrot. (…) 11 dec. [1986] – 11.30 – Om naar Hans Stam te gaan had ik me gisteren als slachtoffer voorbereid. Gebaad, m’n beste kleren aan, de ruïnes geborsteld. Precies om zes uur leverde M. me af. (…) 14 sep. [1988] – 11 uur – (…) bij het avondeten brak een hoektand. Ik at een stukje Parmezaanse kaas en dacht dat er een kiezelsteen in zat. De tand was al lang verkleurd en gebarsten. Ik besloot meteen een briefje bij Hans Stam te brengen. Hij deed zelf open en hij is meteen aan het werk gegaan. (…) 14 feb. [1990] – 10 uur- Gisteren erge kiespijn, M. bleef drammen dat ik de tandarts moest opbellen. Ik zag geen uitweg, straks kan ik bij Hans Stam terecht. (…)
Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer het huis van Maria “Sibylle” de Roo (1923 – 1993), Kreukelmarkt 2 in Goes (thans: Soit Conceptstore).
Uit Geheim Dagboek: 17 juli. [1943] – Gisteren ben ik bij Sibylle geweest! Ik heb lang geaarzeld en gewacht (…).Ik beklom de hardstenen stoep en belde aan. Een dienstbode liet me binnen in een rijk gemeubileerde kamer, waarin niemand aanwezig was. Er lag een boeket lamsoorbloemen op tafel, van nervositeit nam ik het op, en stond er wel heel dwaas mee in m’n handen toen ik lichte voetstappen op de trap hoorde, de deur zwaaide open en Sibylle kwam binnen. (…) 3 jan, [1944] – De eerste en tweede januari naar Sibylle geweest; gezellige dagen, prettige sfeer, wat te veel en te lang binnen zitten en te weinig buiten zijn, te weinig alleen met haar ook (behalve ik logeerden er nog een vriendin, een nichtje en een andere dame). Er kwam veel visite. In dat huis merk je wat het eten betreft totaal niets van de oorlog. Ze hebben de onwaarschijnlijkste dingen, als krenten en rozijnen in oliebollen, je kreeg oude port, allerlei andere dranken. Gebak, uitgebreide menu’s van voortreffelijk voedsel; iedere gast had een stuk uitstekende toiletzeep, onbegrijpelijk maar heerlijk. (…) 14 maart. [1944] – Jongstleden zondag naar Goes geweest. Ik kwam tegen twaalven bij Sibylle aan; na de lunch begon het te regenen, en pas om ongeveer vier uur konden we gaan wandelen (…).