Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 26: Mensje van Keulen

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Mensje van Keulen, als ze me nog eens ziet, doet ze alsof ze me niet ziet. Dat alles omdat de vriendschap tussen haar en Hans Warren zo pijnlijk eindigde. Ze was boos over een recensie, boos over het Geheim dagboek. Het begon allemaal zo mooi in augustus 1974, zoals uit hetzelfde dagboek valt op te maken. ‘Voor Mensje voelde ik direct een grote sympathie,’ schrijft Hans Warren. ‘Hoe was het mogelijk dat die briljante vrouw, half engel, half heks, neiging voelde over die kleinburgerlijke typen te schrijven?’ Er is een contra-dagboek, heel interessant, Alle dagen laat haar journaal over 1976 dat Mensje van Keulen in 2000 publiceerde. ‘De hartelijke man verandert in een lelijke, vieze vent als hij drinkt,’ noteert ze op 25 augustus. ‘Ik ben stomdronken geworden en herinner me vrijwel niets,’ schrijft Hans Warren over hetzelfde avondje Amsterdam. Zij voelt enig wantrouwen, schrijft ze later: ‘Het komt misschien door de manier waarop hij over zijn kinderen spreekt.’ En terwijl Hans maar blijft jubelen over Giovanni Nurchi, concludeert zij over de man: ‘Alles wat hij zegt is dom (…) zijn gezicht heeft meestentijds de uitdrukking van een oud, chagrijnig wijf.’ In één alinea weet ze heel de toverwereld van het Pijkeswegje op te roepen, de kamer waarin Hans Warren en zij winter 1978 zijn gefotografeerd. ‘Oude prenten, een zestiende-eeuws beeld, een erotisch schilderij, Perzische kleden en kussens, diepe inpandige kasten vol boeken (en drank), wajangpoppen, met de hand beschilderde doosjes, Louis XV-stoelen, een licht zoet parfum, klavecimbelmuziek: het huis van Hans.’ Ook de volgende keer dat ze haar toneelstukje opvoert, lach ik dankbaar naar Mensje van Keulen terug.

Mario Molegraaf


Nelleke Maljaars (1961 – 2014)

Op 26 maart – op haar verjaardag – overleed Nelleke Maljaars in haar woonplaats Middelburg.

Zij was een van de eerste supporters van onze website. Regelmatig bezorgde zij ons, als Zeeuwse correspondent, nieuwtjes over Warren. In 2003 koos zij Niet opbranden van Warren als gedicht van de maand. In datzelfde jaar bezochten wij met haar het verlaten huis aan het Pijkeswegje bij Goes.

Maar we herinneren haar ons vooral als een bijzonder dichter. Haar gedichten werden gepubliceerd in Ballustrada en ten gehore gebracht bij Omroep Zeeland en Plein Publiek van de NCRV. In 1984 verscheen haar debuutbundel Evenwicht. Bekendheid genoot zij door de bundels Man en Paard (2005) en Vale Gieren (2011). Vorig jaar verscheen In dubbeling verschijnen, ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan van de Werkgroep Poezie Middelburg. Daarin werd haar gedicht Ego struikelblok opgenomen. (Foto van http://zeelandboeken.pzc.wegenerwordpress.nl/poezie/vale-gieren/.)

Ego struikelblok
Met grote stelligheid door het leven gelopen.
Directheid is van kleur veranderd.
Stel je voor dat iemand zegt
dat je niets bent veranderd
en dat het klopt.
Denk dat de redevoeringen
bij mijn begrafenis tegenvallen.
Dat er een beeld wordt geschetst.
Ik ten voeten uit.
Niet aan eigen verschijning wennen.
Zitten staat niet.

J.C. Bloem

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren.

Voor deze aflevering bezocht Martin van der Kamp het graf van de dichter J.C. Bloem (1887 – 1966) op het kleine kerkhof van Paasloo.

Geregeld schrijft Warren in zijn dagboek over Bloem. Hij heeft Bloem slechts één keer ontmoet, in 1947 in Den Haag bij een feest van uitgeverij Stols (‘lang met Jacques Bloem geboomd’). Enkele jaren later schrijft Warren, wanneer hij een pakket kleren cadeau doet aan Mohammed: “Het was geen offer, al was er een Zwitsers colbert bij met een literair souvenir: Bloem had, druk betogend over een patrijzenjacht ooit in de Van Citterspolder, met zijn sigaar een gat in de mouw gebrand.” (GD 1952 – 1953, p. 14 – 15)

Dat dit gebeurde tijdens het feestje bij Stols lezen we in 1977 als Warren naar aanleiding van de verschijning van Leven met J.C. Bloem van Clara Eggink herinneringen aan die gebeurtenis ophaalt: “Bloem was dronken en nam me terzijde uit het gedrang van een feestje, geanimeerd maar zacht sprekend. Hij hield me aldoor bij de arm en omdat ik nogal langer was dan hij, boog ik me naar hem over om hem beter te verstaan. Het viel me op wat een zachte, haast rimpelloze huid hij had, bleek en toch donker, mat. (…) Opeens een brandende pijn op mijn biceps. Bloems sigaar was door de mouw van mijn colbert heengeschroeid. Het drong niet tot hem door, zo dronken was hij, maar ik moest het wel even afkloppen. Ik vond hem beminnelijk en charmant.” (GD 1977 – 1978, p. 125 -126)

Over het werk van Bloem was Warren kritisch: “Het is mij onbegrijpelijk dat zovelen J.C. Bloem een groot dichter vinden.”

GD 1952 – 1954, p. 102)



Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 25: Anthonie de Roo

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.



Een biografie gaat niet slechts over één mens, maar eveneens over een heleboel mensen uit diens omgeving. Ze kunnen zich niet verschuilen, de goeden en de slechten, de dapperen en de lafaards, en natuurlijk alle tinten persoon daar tussenin. Mijn held bij het schrijven van Hans Warrens biografie is Anthonie de Roo (Vrouwenpolder 1898 – Kampen 1990) geworden, de vader van Maria de Roo, in Geheim dagboek Sibylle geheten. Lees vooral de indringende reconstructie van haar leven in het blad De Parelduiker (2008/4, helaas uitverkocht) door Ronny Boogaart en Eric de Rooij. Maar nu gaat het dus over haar vader, de schoonvader van Jan Wolkers en de net-nietschoonvader van Hans Warren. De verleiding is groot om aan deze moedige man onevenredig veel aandacht te besteden. Hij, de zoon van een wagenmaker, was allerminst voor waaghals in de wieg gelegd. Toen hij in 1919 trouwde, was hij journalist. Maar het grootste deel van zijn leven werkte hij als accountant, in 1922 begon hij een kantoor in Goes. Verder was hij actief in de plaatselijke politiek, liberaal maar vooral conservatief. Een man die veel te verliezen had, zijn positie, zijn rijkdom, zijn gezin. In de zomer van 1941 worden op een nacht vernielingen gepleegd in de winkel in Goes van de Nederlandsche Unie. De plaatsvervangende burgemeester De Roo treedt hard op. In het Kringhuis van de NSB worden de gestolen spullen teruggevonden. Bij de NSB schakelen ze vlug hun Duitse vriendjes in, maar hij wijkt niet. Zelfs niet wanneer eind 1941 in Goes een NSB-burgemeester wordt geïnstalleerd. In een zaal vol NSB’ers en belangrijke vertegenwoordigers van de bezetters zegt hij wat hij meent te moeten zeggen. Het verhaal over zijn koelbloedige optreden in het woelige hol van de leeuw kwam gek genoeg gewoon in de krant. Inclusief zijn slotwoorden. Hij zegt tegen de ongewenste burgemeester dat ‘de Goesche gemeenschap in zijn geheel van U mag eischen, dat gij het als uw onverbrekelijke plicht zult beschouwen, die gemeenschap op de beste wijze, die mogelijk is, te dienen.’ De NSB’ers in de zaal onderbraken hem regelmatig met kreten als ‘Laten we zijn gezicht dichtslaan’, maar dat haalde de krant niet. Kort nadien moet hij letterlijk en figuurlijk ondergronds. Anthonie de Roo, de grote held van de kleine stad.

Mario Molegraaf

Paul Rodenko

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Voor deze aflevering bezocht Martin van der Kamp het graf van dichter en essayist Paul Rodenko op de Oosterbegraafplaats in Zutphen.

Op 10 juni 1976 schreef Warren:

De koffie, de krant, een schok: Paul Rodenko dood. Maagbloeding. Direct aan Bert Bakker geschreven om te vragen of Jettie hulp nodig heeft. Ook aan Jettie geschreven. Gelukkig heeft Paul het herverschijnen van zijn gedichten nog beleefd.

Ik was hem zeer genegen, maar wanneer we elkaar ontmoetten hadden weinig aan elkaar. Hij was een woordvoerder van de Vijftigers, maar ook een voorloper. Ik vind hem een bealngrijk dichter en hij zag al in 1944 iets in mijn werk. Dat heeft me gestimuleerd. (…)