De buren waren altijd anders dan anders: Jan en Cobie Harinck over Hans Warren (deel 1)

Herfst in Goes. We wandelen vanaf het station naar het Pijkeswegje, naar Jan en Cobie Harinck. Jan Harinck (in Geheim Dagboek Marinus van Liere) werd in 1951 geboren op de boerderij Hof Welgelegen. In twee oude arbeiderswoninkjes die bij de boerderij hoorden, woonde vanaf 1957 Hans Warren, eerst met zijn gezin en later met Mario Molegraaf. In 1973 trouwde Jan met Cobie. Tot aan Warrens dood in 2001 zouden zij buren blijven.

Dit is deel 1 van een tweeluik, waarin wij met hen spraken over de aankomst van het gezin Warren in Kloetinge, over het gezinsleven van de Warrens en de uiteindelijke scheiding in 1975.

Jan en Cobie Harinck

De aankomst van de familie Warren

Jan: Ik ben hier geboren, in 1951. In 1973 zijn Cobie en ik getrouwd. Toen zijn mijn vader en moeder van de boerderij vertrokken en zijn wij verder gegaan. Ik dacht dat het in 1957 was dat Hans Warren gearriveerd is. Hun aankomst herinner ik me nog heel goed. Ik was natuurlijk nog maar een jongetje. Op dat paadje daar stopt een verhuisauto. Hans kwam daaruit, met Albertina, nog een pukje. En Helen. Hanna lag nog in de kinderwagen. Dat is me heel goed bijgebleven. Toen die verhuiswagen werd leeggehaald kwamen daar misschien wel 30 of 40 vogelkooitjes uit. Speciale, fijne vogeltjes, vraag me niet wat voor soort. Later hingen al die kooitjes aan de voorgevel van het huis.

Toen Warren aankwam, stond het huisje al een jaar leeg. Daarvóór woonde er de familie Hoogstraten, knecht bij mij vader. Het zijn arbeiderswoningen van deze boerderij. Vroeger woonden daar twee gezinnen in. Die hadden niks. Toen was het al een krot. Later is er nogal wel eens wat aan opgeknapt. Een wc ingebouwd en een douche. Toen zat er niks in. Die Hoogstraten was al op leeftijd en moest nog steeds met een pannetje water lopen, dus die heeft toen een huisje gekocht in Kloetinge. Toen stond het leeg. Vader heeft wel een andere werknemer in dienst genomen, maar die wou daar ook niet wonen. Het kostte toen een rijksdaalder per week, dat weet ik nog wel. Die mensen verdienden natuurlijk ook heel weinig. Ze hadden een tafel en een stoel, meer hadden ze niet.

Warren was de eerste niet-arbeider in het huisje. Hij was met zijn gezin teruggekeerd uit Frankrijk. Via van der Spoel, die hier verderop woont, zijn ze hier toen terechtgekomen. Van der Spoel was tekenleraar aan de HBS in Goes. Een grote man met een grote bos haar en een grote snor. Hans had nog tekenles van hem gehad en daarna waren ze blijkbaar contact blijven houden. Van der Spoel wist dat dat huisje hier leeg stond en die heeft toen mijn vader gebeld. Of het goed was dat Warren en zijn gezin erin zouden trekken. De toenmalige eigenares van de boerderij en van het huisje woonde in Engeland. Meneer Bruining was de rentmeester en aan hem moest eerst toestemming worden gevraagd. Dat zal wel goed gekomen zijn. Vervolgens is de verhuiswagen hier naar toe gekomen, dezelfde dag hebben ze gelost en zijn ze nooit meer weggegaan.

Duiven

Hans had wel 100 of 150 duiven. Sierduiven, daar ging hij ook mee naar tentoonstellingen. Maar daar was hij heel rigoureus in. Als hij een duifje had met een veertje dat verkeerd zat, dan ging de kop eraf. En daar kookten ze soep van. Goed was goed en niet goed was niks. Dat was soep. Als een duifje net uit het ei kwam maar dat werd niet goed verzorgd door de ouders, dan deed hij dat zelf. Zo’n duifje eet uit de krop van zijn moeder. Dan kauwde Hans dat voedsel zelf en dan stopte hij dat duifje in zijn mond. Dan moest dat duifje van zijn tong eten. Het was dan een overwinning als dat duifje er goed uitkwam. Maar als het vervolgens toch niet goed was, dan ging evenzogoed de kop eraf.

Een duif is een ontzettende liefhebber van erwten. Als je erwten zaaide als akkerbouwer, dan was er geen grotere vloek dan duiven. Mijn vader had toen erwten. Warren had misschien wel 150 duiven, maar er is nooit één erwt opgegeten. Zo goed zorgde hij voor zijn duiven dat ze aan erwten geen behoefte hadden. Mijn vader snapte er niks van. Misschien hypnotiseerde hij die duiven wel of zo. Hij kon ook eindeloos over zijn duiven vertellen. Maar ook over een vogeltje of een konijntje of zelfs over een Belgisch trekpaard. Daar wist hij ook heel veel van. Die duivenhobby werd steeds minder. Het is nog wel eens zo geweest dat als alle duiven op de vorst van het huis wilden zitten, dat dat niet ging, omdat er te veel duiven waren. De laatste duiven zijn uiteindelijk naar de buren gegaan.

Gezinsleven

Jan: Toen ze hier kwamen wonen, studeerde Helen nog Frans in Leiden. Hans was huisman, zijn tijd ver vooruit. Ze waren gewoon arm. Die rijksdaalder per week kon er maar met moeite vanaf. Dan heb je het niet breed. Er werd wel gezegd dat Warrens vader het eerste half jaar de huur nog voor hen heeft betaald, maar of dat echt waar is, weet ik niet. Hans was natuurlijk al schrijver en dichter maar hij was toen nog niet bekend.

Totdat Helen op een gegeven moment – afgestudeerd – les is gaan geven op de HBS in Goes. Toen kregen ze het beter. Toen heeft Helen rijles genomen en hebben ze een deux chevauxtje gekocht. Voor die tijd fietsten ze altijd. Heel vaak gingen ze alleen fietsen. Ze hadden immers kinderen thuis en die konden ze niet alleen laten. Twee dezelfde fietsen, blauwe fietsen. Die staan misschien nog wel in dat schuurtje. Toen Helen nog in Leiden studeerde, fietste ze altijd naar de trein. Ze was een heel scharminkelig, mager vrouwtje. Dat is ze trouwens nog steeds. Tegenwoordig woont ze weer in Goes.

Cobie: Hans en Helen, net zoals later Hans en Mario, hadden een hekel aan veel mensen over de vloer. Ik herinner me dat we er één keer op een feestje zijn geweest. Hanna gaf toen een feestje omdat ze was geslaagd. Er waren wel 50 of 60 mensen in dat huisje. Met die afkeer die Hans en Helen hadden van dit soort massale bijeenkomsten, moet dat een crime voor hen geweest zijn. Maar het was heel gezellig. Verder deden ze niet aan verjaardagen of zo.

Jan: Ik weet niet of de kinderen kinderfeestjes mochten organiseren. We mochten op verjaardagen wel een stukje taart komen eten. Die bakte Helen zelf. Er zaten van die kleine zilveren korreltjes op en hagelslag. Dat was ontzettend lekker. Je kreeg in die tijd verder eigenlijk nooit taart.

In onze ogen kregen de kinderen een Spartaanse opvoeding. De ouders duldden geen tegenspraak. Dat zag je als kind al. Zijdelings hoor je dan wel eens wat aan tafel, vooral van mijn vader, die had daar wel moeite mee, hoe die kinderen werden opgevoed. David was ook niet de gemakkelijkste. Die wou zijn eigen weg gaan. Vrijheid, blijheid. Maar die werd dan vastgezet aan een boom met een touw van 5 meter, als een hondje. Of het nou herfstweer was, of het was 30 graden warm. Hij kon wel een beetje uit de wind of uit de regen, maar die zat daar gewoon vastgebonden. Soms wist hij zichzelf op een of andere slinkse manier te bevrijden maar dan stond het Spaanse rietje al klaar. Dat kon je dan later wel zien aan dat mannetje. Twee, drie jaar oud was hij toen. Binnen niet te handhaven. Maar je hoorde dat mannetje nooit. Die had een karretje en een hoopje zand en die speelde daar altijd. Hij huilde niet als hij naar buiten moest, hij vond dat best wel prima denk ik.

David heeft later al zijn vrije tijd hier op de boerderij doorgebracht. Hij beschouwde mij een beetje als een oudere broer. Een ontzettend technisch mannetje. Aan een fiets sleutelen of aan een tractor. Uiterlijk is hij het evenbeeld van zijn vader, maar qua karakter helemaal niet. Ik snap ook niet goed hoe die jongen daar uit geboren kon worden, uit die ouders. Het is geen crimineel, maar hij is wel recht voor zijn raap, een boerenpolderjongen. Hij kan heel rigoureus zijn. Lezen doet hij helemaal niet, ook die dagboeken niet. Maar hij kan zo een auto uit elkaar halen en weer in elkaar zetten. En dan rijdt ie ook nog. Zijn vader kon nog geen band plakken.

Hanna dartelde daar natuurlijk ook rond. Ze was anders, zachter, een meisje. Ik kan me van haar niet zo veel herinneren. Later heeft ze een excentrieke periode gehad. Toen ze ging studeren in Amsterdam, is ze bij allemaal sektes terechtgekomen. Zwanger geraakt, een kindje gekregen van god mag weten wie de vader was, dat wist ze zelf ook niet.

En Albertina…Ik was dan wat ouder, ik zat al op school en “buurman Jan” moest dan maar voor Albertina zorgen. Ik moest haar begeleiden naar school. Ze had zo’n akelig klein rotfietsje. Daar moest je een olifant op zetten om te kunnen trappen. Maar mijn ouders zeiden: denk erom, jij moet voor Albertina zorgen. Als het dan windkracht 7 was… Later wilde ze nog met mij trouwen, maar ik had mijn zak daar wel een beetje van vol, het kostte veel moeite om voor haar te zorgen. 2,5 km vlakke weg, geen boompje, geen huisje, windkracht 7 op je kop. Met een klein wormpje van 6 op zo’n fietsje. Nou ja, het was niet altijd slecht weer natuurlijk. Later ging Hanna ook naar school. Het gebeurde toen ook vaak genoeg dat we gewoon apart fietsten. Ze waren ook altijd aan de late kant. Om 8.20 moest ze klaar staan, maar het was bijna altijd 8.25. Daar had ik geen vrede mee. We kregen altijd een snoepje voor onderweg, van Helen of van Hans. Hier heb je een snoepje en dan kreeg je er nog eentje voor onderweg. Hans stond dan, als huisman, met een schort voor.

Cobie: Dat heeft hij tot aan zijn dood gedaan, een schort dragen. Dat schortje zal altijd bij de was. Op het laatst had hij er één cadeau gekregen van Mario, die vond hij zo mooi staan. Met zwarte strepen en dat kleedde zo mooi af.

Jan: Albertina was zijn favoriet, maar dat is later helemaal fout gegaan. En David kwam tot het eind toe wel naar zijn vader, maar die kon het ontzettend slecht vinden met Mario. Ik weet niet of Hans zelf daar nou zo’n last van had, dat het contact met die kinderen zo slecht was. Hij is altijd heel eerlijk en objectief in die dagboeken maar over z’n kinderen zegt hij eigenlijk weinig of niks.

De scheiding

Cobie: Het was voor ons niet echt een schok dat ze gingen scheiden. Ik weet nog wel dat Helen het vertelde. Dat was wel bijzonder want Helen was geen buurvrouw van zullen-we-eens-een-bakkie-koffie-doen.

Tja, die man is natuurlijk lang niet gelukkig geweest.

Jan: In mijn ogen was hij ook niet ongelukkig.

Cobie Ja, maar jij was een kind.

Jan: Wij vonden het als kinderen al wel raar dat Hans en Helen apart sliepen, al zegt dat voor de rest niks. Mijn vader en moeder, beste mensen, maar die waren ouderwets. Over die dingen werd er niet gepraat. Homofilie was sowieso uit den boze. Daar hadden ze geen idee van. Ze verdiepten zich er niet in. “Ze leven anders dan wij, maar daar moet je je niet mee bemoeien, dat moeten die mensen zelf weten.”

Een jaar of drie, vier voor de scheiding. Toen hebben we toch ook wel eens gezien en gehoord dat Hans alleen naar Amsterdam ging. Toen kwam hij een keer thuis met een Italiaan. Later heeft mijn moeder een brief gehad van Helen. Helen was al uit huis en toen schreef ze: het is lange tijd moeilijk geweest, maar het is echt fout gegaan met die Italiaan.

En ja, toen hij pas gescheiden was, was het een beetje een komen en gaan van ja, allerlei schandknapen. Er is toen wel behoorlijk feest gevierd in de tuin ook. Misschien dat hij na de scheiding moest inhalen wat hij tekort gekomen was. Verder was er nooit aanloop, dat wilden ze ook niet. Die drukte was er eigenlijk alleen maar toen Helen net weg was. Toen is hij ook wel een paar keer hier geweest met, nou ja, volgens mij waren dat gewoon schandknapen, maar dat geeft nou niet, dan kwam hij die jongens voorstellen. Maar daar had ik niet zoveel boodschap aan. Een paar keer heeft hij dat gedaan: die en die is hier een weekend. Nou, er werd toen nogal gefeest in die tijd. Geen orgie, maar toch wel meer dan twee man. Dat heb ik wel eens gezien dat er wel zes of zeven mannen waren. Dat moet iedereen voor zichzelf weten, maar David kon daar geen weg mee. Die woonde toen nog bij zijn vader, maar is toen bij zijn moeder gaan wonen. Niet met ruzie weggegaan, die jongen heeft nooit een kwaad woord over zijn vader gezegd.

Op een gegeven moment was Mario daar. Die was er gewoon. Jonger dan David. Ik kan me niet herinneren dat hij gekomen is.

Cobie: Wel een opvallend stel, met dat leeftijdsverschil, maar wij waren daar zo aan gewend. Andere mensen hadden het er wel eens over, maar wij dachten daar glad niet over na. Het was zo.

Jan: Wij zijn er in gegroeid. De buren waren altijd al een beetje anders dan anders. Niet mee bemoeien, kreeg ik van kinds af aan mee. Dan graaf je wat minder diep.

Cobie: Dat het twee mannen waren, dat was ook geen probleem. Voor de kinderen ook niet. “De buurmannen” waren dat. Dat was gewoon vertrouwd en eigen.

Jan: Ik kan wel overweg met Mario, maar niet zo goed als Cobie. Die begrijpt hem beter. De laatste jaren ging het beter, maar vroeger hadden Hans en Mario erg veel ruzie, dat kon ik niet waarderen. En je trekt toch altijd partij voor de één of de ander en dan koos ik toch min of meer voor Hans.

Cobie: Ik vind Mario een aardige jongen. En hij zal het ook niet altijd gemakkelijk hebben gehad. Maar hij heeft zijn leven niet opgeschreven. Je moet de dingen altijd van twee kanten bekijken, maar dat kan in dit geval niet. Hans z’n visie is bekend uit de dagboeken, maar misschien zijn er ook dingen van Hans die wij niet weten.

Jan: Je kunt daar moeilijk een oordeel over vellen. Ieder mens heeft zijn eigen manier van leven. Het gaat niet altijd van een leien dakje.

Einde van deel 1

Naar deel 2 van het interview

© 2003 Ronny Boogaart & Eric de Rooij
Het gesprek dat wij met Cobie en Jan Harinck hadden, vond plaats op 1 november 2003.