Categoriearchief: Interviews

Waanzinnig verliefd op die geest: 467 brieven van Ria Zifkamp aan Hans Warren


Zondag 16 maart leggen bewonderaars bloemen op het graf van hun favoriete schrijver. Schrijvers als Louis Couperus, Gerrit Achterberg en Annie M.G. Schmidt ontvangen die dag “een ode aan de doden”. Op het graf van Hans Warren, op de Algemene Begraafplaats in Borssele, werd een jaar lang elke twee weken een boeket gelegd. De bloemen waren van Ria Zifkamp – door Warren “mijn allertrouwste fan” genoemd.

‘Nee ik ga zondag niet naar Borssele’, zegt Ria Zifkamp, als wij haar spreken. ‘Ik ben er liever alleen, als er verder niemand is.’ Ria Zifkamp, 53 jaar, getrouwd, woont in Haarlem, ontdekte het werk van Hans Warren in 1990 en was meteen verkocht. Ze schreef hem een brief en, wat ze niet verwachtte, ze kreeg antwoord. Het begin van een lange en zeer intensieve correspondentie.

De eerste brief

‘In de zomer van 1990 leende ik een paar dagboeken van Hans Warren uit de bibliotheek. Ik had nog nooit van hem gehoord. Prachtig vond ik het. Ook zijn beschrijvingen van Zeeland. We zijn in september van dat jaar op vakantie gegaan naar Zeeland, hebben daar in Hans’ voetsporen rondgereisd. Weer thuis besloot ik hem een brief te schrijven. Ik dacht: die man is oud en vergeten, die woont daar ergens alleen en afgelegen. Mijn eerste brief was echt een brief van een bewonderaarster.’

Straks bent u dood, of ik, en heeft u nooit geweten dat ik het zo’n mooi dagboek vind.

Dwepen

‘Ik ben altijd een dweper geweest. Ik heb met meer mensen gedweept, meestal kunstenaars. Typisch voor dwepen is natuurlijk dat het idool onbereikbaar is. Het helpt dan wel als een man homoseksueel is. Er blijft altijd een afstand. Hans was zelf ook een dweper, hoor. Met Scarlatti, met schilderijen, en met sommige vrouwen, zoals Greta Garbo en Marlene Dietrich.’

Een godje

‘Hans had mij met zijn dagboeken diep geraakt. Er was herkenning: dit is iemand die jou in je diepste kent. Hij zet zich helemaal open, maar het voelt ook alsof hij bij jou naar binnen kijkt, zonder dat je je daardoor bedreigd voelt. Hij accepteert je zoals je bent, zo voelde ik het. Ik hoor het mezelf zeggen: het klinkt alsof het over onze lieve heer gaat. Toen ik voor het eerst een foto van hem zag dacht ik: O my god, wat is die man lelijk. Even slikken. En dan dat grote leeftijdsverschil. Maar het maakte allemaal niets uit. Ja, je kunt verliefd zijn op iemand die oud en lelijk is. Mensen zeggen dat het in zo’n geval om geld gaat, maar dat hoeft helemaal niet waar te zijn, je kunt makkelijk op de geest van iemand verliefd worden.’

De Sade

‘In het begin wou ik alles lezen wat hij had gelezen. En ik wou alles zien wat hij had gezien. Begon Markies De Sade te lezen – dat had hij immers vertaald. Wat een kluif. Maar ik dacht: ik blijf lezen, want het is door jou geschreven, en ik wil gewoon alles van jou leren kennen. De Sade zet je wereldbeeld op zijn kop. Na hem kijk je nooit meer hetzelfde naar mensen en ook niet naar jezelf. Je kent wreedheid – als kind heb ik wel eens een vlieg pootjes uitgetrokken – maar dat er meer in je zit, meer donkere kanten, dat is echt ongelooflijk. Vanaf dat moment lees je de krant anders. Staat iemand voor de rechter, dan weet je: goed, hij staat voor de rechter, maar het kwaad zit ook in mij. Ik had echt tijd nodig om het allemaal te verwerken. Hans was een soort godje voor mij en nu vertaalde hij De Sade en hij had er nog plezier in ook! Hij viel voor mij toen wel van zijn voetstuk. Niet dat hij daardoor minder waard werd, maar wel completer. Hans begreep niet dat De Sade mij zo aangreep, dat ik er echt mee zat. Hij reageerde laconiek. Hij schreef: ‘Dit is een beetje filosofie van het kwaad. Heb je er dan nooit om gelachen?’ Daar kon ik het mee doen.’

Intellectueel

‘Wat ik miste vond ik bij hem. Het intellectuele. Dat had ik helemaal niet. Een intellectueel kijkt met een zekere afstand naar de dingen, kent ironie, is wars van sentimentaliteit. Ik ben zelf opgegroeid in een arbeidersmilieu. Mijn vader had geen opleiding, maar hield wel van klassieke muziek. Hij schreef ook wel gedichten. Mijn moeder speelde piano en gaf ons les. Dus oog voor schoonheid kreeg ik van huis uit mee. Lezers waren mijn ouders niet, weinig boeken in huis. Hans werd voor mij een leraar. Iemand die boven je staat. Hij wees mij op boeken die ik kon lezen of tentoonstellingen die ik kon bezoeken. En hij ondersteunde mij in het schrijven van mijn eigen poëzie.’

Lieve Lita

‘Natuurlijk kwam van mijn kant veel meer dan van zijn kant. Ik vind het al prachtig dat hij het tien jaar heeft volgehouden. Daar kwam weer een brief van haar uit Haarlem. Ik had een veertiendaagse Hans Warrenklok. Dan was er nog geen brief van hem, maar dan stuurde ik wel alvast een brief. Geen half kantje. Vaak negen of tien kantjes. Mijn dagboek in brieven. Hij was ook een soort lieve Lita voor mij. Alles gooide ik er uit. Soms stuurde ik hem dingen. Zoals alle sonates van Scarlatti op bandjes, want ik wilde hem iets teruggeven. Dan in 1996 onze eerste ontmoeting in levende lijve. Hij vierde zijn 75ste verjaardag, een groot feest in de Zeeuwse Bibliotheek waarvoor mijn man Ton en ik ook waren uitgenodigd. Op van de zenuwen was ik. Pilletje van tevoren genomen om rustig te blijven. Hans was heel hartelijk, hij zoende mij meteen. Het was een kort gesprek, er waren ook zo veel gasten. Tegen Ton zei hij: ‘Ria heeft een apart plaatsje in mijn hart’.’

Eigen poëzie

‘Ik ging gedichten schrijven, maar ik kreeg te horen dat het sentimentele schrijfsels waren. Dat zie ik nu ook, dat het niet goed was. Wil je een goed gedicht neerzetten, dan mag daar niet te veel sentiment in zitten. Ik las ook nauwelijks poëzie. Terwijl je juist van het lezen van andermans gedichten het meeste kunt leren. Ik wou Hans’gedichten lezen, maar ik begreep ze niet. Nu begrijp ik niet, dat ik ze niet begreep! Hans werd de motor voor mijn eigen poëtisch gevoel, hij versterkte dat, zette het in werking. Het heeft geleid tot zo’n 15 gedichten waar ik heel trots op ben. Een gelukt gedicht is een kick, geeft je een intens geluksgevoel. De meeste zijn opgenomen in de poëziekalender. Mijn eerste gedicht werd gepubliceerd in de Dagkalender van 1996. ‘

O, ’t naderen van de nieuwe lente,

hoe zij zich op haar komen voorbereidt.

Met steeds meer lieve, kleine tekens

heeft zij een glasgordijn van groen

over de struiken uitgespreid.

En knoppen barsten juichend open aan de bomen.

Ik wou wel dat het net zo juichen kon in mij,

maar ik verloor mijn lentedromen.

ontluiken werd steeds meer

ontluistering voor mij.

‘Nu hij dood is, is het geloof ik wel afgelopen met dat dichten. Dat is niet erg. Weet je, Hans dichtte ook alleen als hij verliefd was en ik denk dat dat voor mij ook geldt. Ik was misschien verliefd op Hans. Op een bepaalde manier dan. Later werd het meer houden van. Maar in het begin van onze correspondentie was ik echt waanzinnig verliefd. Waanzinnig verliefd op die geest.’

Ontboezemingen

‘Wat wilde ik met mijn brieven? Eigenlijk dat hij net zoveel van mij ging houden als ik van hem. Zo was het in het begin. Ik probeerde hem in te pakken tot en met. Dat klinkt wel negatief, maar het was mijn streven in zijn hart te komen, daar wou ik een plaats verwerven. Ik irriteerde hem af en toe verschrikkelijk. Want na mijn eerste jaren van verering, raakte ik teleurgesteld over zijn brieven. Eenzelfde teleurstelling ervoer ik bij het lezen van de latere dagboeken. Er zaten nauwelijks ontboezemingen in. Bovendien ging hij meestal ook niet in op mijn ontboezemingen. Telkens liep ik daar tegenaan. Een keer, ik was het zo zat, heb ik hem een ultimatum gesteld. Als het zo moet, dan hoeft het van mij niet, voor mij is vriendschap dingen delen. Dat schreef ik hem. Maar een dag later! Spijt! Wat heb ik gedaan! Ging er snel weer een brief over heen. O Hans sorry, vergeef mij. En dan schreef hij zo’n lieve brief terug: Niets aan de hand, alles is goed. Alleen je mag van mij geen ontboezemingen verwachten, dat heb ik in mijn jeugd gedaan en daar heb ik geen behoefte meer aan.’

Ze betekent zeker iets voor mij

‘Misschien had hij geen zin in ontboezemingen bij mij. Hij had zijn dagboek waarin hij zich uitte en hij had Mario. Ik heb dat moeten verwerken. Het was ook niet netjes van mij dat soort dingen te eisen. Ik was heel dwingend, had ontzettend veel aandacht nodig. Soms liet hij mij dan ook 4 tot 6 weken wachten op een brief. Hij liet zich niet dwingen. Als ik een brief van hem kreeg, maakte ik hem niet direct open. Ik bewaarde de brief tot de avond, zocht een stil plekje op in huis, schonk mijzelf een glas sherry in en las dan pas de brief. Hij schreef dan ‘ik kom dan en dan, daar en daar op’ en ‘we zijn lekker uit eten geweest’. Dat klinkt oppervlakkig. Maar soms en zeker op het eind liet hij zichzelf wel eens zien. Na tien jaar bouw je toch een zeker vertrouwen op. Er is een band. Dat voelde hij ook, anders had hij er wel een punt achter gezet. Hij schreef : Ik laat je nooit in de steek. Je hebt een plekje in mijn hart. Daar was het mij om te doen. En toch was het niet genoeg. Dat plekje moest een plek worden. Wat hij in Geheim Dagboek 2001 schrijft: ze betekent zeer zeker iets voor mij. Vond ik een beetje weinig. Maar je kunt niet meer en je mag niet meer verwachten van een ander. In zijn dagboek noteert hij: die brief die overvloeide van genegenheid, ik lees hem vluchtig door en leg hem ter zijde. Zo gaat het: zeker als je zo oud en zo ziek bent, dan doet het je niets meer. Je wereld wordt zo klein, veel mensen vallen weg, dingen vallen weg, er blijft maar een klein beetje over.’

Het laatste jaar

‘Nee, ik ben nog nooit bij Hans en Mario thuis geweest. Hij nodigde mij wel eens uit naar ‘onze hut’ te komen, maar het kwam er nooit van. Of Hans en Mario waren te druk of er moest iets aan het huis verspijkerd worden waardoor een bezoek ongelegen kwam, of ik had zelf iets. Heel jammer vind ik dat. Hans was een leermeester voor mij, een liefde, maar ook een beetje een vader. M’n ouders zijn gestorven toen ik negentien was. Bij hen heb ik nooit een losmakingproces meegemaakt. Met Hans won ik een vader terug, hij voedde mij op met muziek en literatuur. Maar langzamerhand werd hij ook de figuur waarvan ik mij los ging maken, zoals ik dat van mijn ouders nooit heb kunnen doen. Vanaf dat moment ontstond er meer afstand. Ik was niet meer de fan die alles prachtig vond. Mijn brieven werden luchtiger, meer ironisch, vol grapjes. Het einde van een ontwikkeling. Toen stierf hij.’

Na de dood

‘Mijn 467e brief schreef ik twee dagen na zijn begrafenis. Nadat ik alles van me afgeschreven had, voelde ik me heel gelukkig. Ik voelde mij op een vreemde manier gedragen. Terwijl ik nooit goed piano kon spelen, begon ik nu te spelen, zó mooi, zó vloeiend. Dat duurde een dag of veertien, tot ik er iemand over vertelde, toen hield het op. Het is mooi afgerond. Na elf jaar heb ik ruimte voor andere dingen gevonden. Mijn gedichten horen ook bij die tijd. Ik denk inderdaad echt niet dat ik ooit nog een gedicht zal schrijven. Maar mijn brieven aan hem… Het is zo’n lieve en mooie geschiedenis. Ik zou ze graag willen uitgeven en heb daarvoor ook de toestemming van Mario. Dit schreef ik voor de laatste poëziekalender, voor de begrafenisdag van Hans Warren, een afscheidsgedicht voor hem, waarin ik zijn betekenis voor mij onder woorden heb proberen te brengen.’

Zij die het kunnen weten roemen hem,

ze noemen hem een Griekse god aan

Zeeuwse kust. Een dichter van verlangen

en van lust, van schoonheid en verval.

Voor mij is hij vooral een schrijver die

mij niet ontwijkt, die zoveel op mij lijkt

dat ik hem word als ik zijn dagboek lees,

dat ik dezelfde dingen hoop en vrees,

dezelfde hartstocht en dezelfde twijfel ken,

en telkens weer herken wat ik met hem

en anderen deel: een mens te zijn

in een ongrijpbaar, onbegrijpelijk geheel.

Ria Zifkamp, 19 december 2001.

© 2003 Interview Ronny Boogaart & Eric de Rooij

© 2003 Gedichten Ria Zifkamp

Het gesprek dat wij met Ria Zifkamp hadden, vond plaats in Café De Jaren op 1 maart 2003.

Mail ons met reacties of eigen herinneringen aan Warren.

Interview met Ria Zifkamp


Vandaag leggen bewonderaars bloemen op het graf van hun favoriete schrijver. Schrijvers als Louis Couperus, Gerrit Achterberg en Annie M.G. Schmidt ontvangen vandaag “een ode aan de doden”. Op het graf van Hans Warren, op de Algemene Begraafplaats in Borssele, werd een jaar lang elke twee weken een boeket gelegd. De bloemen waren van Ria Zifkamp – door Warren “mijn allertrouwste fan” genoemd.”Ik was waanzinnig verliefd op die geest”, zegt Ria Zifkamp. Klik op het onderstaande plaatje voor het complete interview met de vrouw die vanaf 1990 tot zijn dood met Warren correspondeerde.

Interview met “Gideon” – vervolg

Vandaag een aantal citaten uit het boeiende interview van Mieke van der Jagt met David Warren, dat afgelopen zaterdag verscheen in de PZC. (De foto is van Willem Mieras.)Dichter zijn levert weinig opIk kom natuurlijk niet uit een normaal gezin, dat is duidelijk. Als ik het niet snapte, maakten de kinderen op de dorpsschool in ‘s-Heer Abtskerke me dat wel duidelijk. (…) Op die school was je vader boer, boerenknecht, bouwvakker of schilder. Dichter was een beetje raar, dan hoorde je er niet echt bij. Bovendien was het bij ons thuis niet bepaald een vetpot. Dichter zijn klinkt wel leuk, maar het levert weinig op. Mijn moeder heeft zich uit de naad gewerkt om ons groot te krijgen.De meesten waren slijmjurkenHuwelijksproblemen moeten er wel geweest zijn, maar ik denk dat ze die voor de kinderen verborgen hielden. (…) Hij ontving geen homovriendjes, tenminste niet dat ik het merkte. Er kwamen wel mensen over de vloer uit dat speciale milieu: van die snaken die ik meestal niet zie zitten, maar dat was daarvoor ook. Sommingen waren wel leuk, hoor. Gerrit Komrij, daar kon je mee lachen, maar de meesten waren slijmjurken. In het cafeetje De Koophandel (…) werden wel toespelingen gemaakt op de geaardheid van mijn vader, maar ik wist echt van niks.De frank viel nog niet eens toen Mario Molegraaf bij hem introk. Ik vond het wel raar; stuur je een ventje weg omdat het niet gaat en dan haal je er eentje binnen die nog jonger is. Maar ik wist dat mijn vader niet alleen kon zijn; iemand moest hebben om voor te zorgen en die voor hem zorgde.Zo gek als een deurMet vader kon je veel lachen. Van tijd tot tijd deed hij zo gek als een deur, net een indiaan. Kampioen one-liners was hij ook. En als hij het erg naar zijn zin had, ging hij plat-Borssels praten. Dat heb ik hem de laatste jaren nooit meer horen doen.Mijn vader was de bijenkoninginHet feit dat Mario nu gaat trouwen, met een vrouw wel te verstaan, doet mij geloven dat hij niet met een relatie bezig is geweest maar met een project. Vader is gaandeweg steeds meer gemanipuleerd, tot er weinig meer van hem over was. Ik moet je zeggen dat dat inzicht wel pijn doet. Niet alleen bij mij, maar bij meer mensen.In al die tijd ben ik het contact met vader blijven onderhouden, al had ik de laatste jaren niet altijd het gevoel dat ik welkom was, althans niet als Mario erbij was. (…) Eigenlijk was hij helemaal overgenomen, had zelf niks meer te vertellen. Ik denk dat mijn vader een obsessie voor Mario was, en nog steeds is. Mijn vader was de bijenkoningin die tot meer productie moest worden aangezet. Mario sleepte daar alles voor aan, stopte daar ongetwijfeld veel energie in, maar reduceerde mijn vader wel tot een literatuurmachine die niks te willen had. Hij heeft zich zodanig met mijn vader geïdentificeerd dat die op den duur uit zijn eigen rol verdrongen werd.

Interview met “Gideon”

Onze Zeeuwse correspondent Niek Oele meldt dat er vandaag in de Provinciaalse Zeeuwse Courant een interview staat met David Warren, de zoon van Hans Warren, bij de lezers van het Geheim Dagboek beter bekend als Gideon. Het artikel, ruim een halve pagina groot en met foto, gaat over hoe David het leven met zijn vader heeft ervaren. Niek bespeurt hier en daar waardering en misschien een beetje genegenheid voor de vader, maar ten opzichte van Mario “is de toon heel anders”. De website van de PZC vermeldt alleen de volgende tekst:“Gideon staat ver van mij af”Hoe is het om een literair personage te zijn? Om je jeugd geboekstaafd te zien door de hand van je vader? David Warren, door velen gekend als Gideon uit het Geheim Dagboek van Hans Warren, zou het werkelijk niet weten. “Ik heb nog nooit een letter in die dagboeken gelezen en ik zal het ook nooit doen.”Binnenkort meer.