Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 35: Seks in de biografie

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

In december 2014 wijdde het Nieuw Letterkundig Magazijn, een uitgave van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, een nummer aan het thema ‘Seks in de biografie’. Mario Molegraaf droeg aan de aflevering het onderstaande artikel bij, onder de titel ‘Mei is een slappe maand. Seks in de biografie van Hans Warren’. De afbeeldingen werden niet eerder gepubliceerd.

In de meeste biografieën word je adequaat over de liefde volgens de burgerlijke stand geïnformeerd, maar blijft het duister in de geheime kamers. Terwijl in menig bestaan lust niet slechts een prettige bijkomstigheid is, maar een drijfveer achter beslissende keuzes. Een verborgen drijfveer, moet ik erbij zeggen. Want we willen weliswaar álles over het seksleven van anderen weten, minstens even groot is de wens dat anderen níets te weten komen over ons erotische bestaan. Dat laatste fnuikt uiteraard de biograaf.

In de biografie van Hans Warren zullen de schijnwerpers juist uitgebreid op de liefdesbedden en de varianten daarvan worden gericht. Sterker nog, hij heeft het licht zelf aan gedaan. In zijn Geheim dagboek en in zijn gedichten. De bundel Behalve linde, tamarinde en banaan (1978) biedt een poëtisch overzicht van zijn geliefden en daarmee een seksuele autobiografie. In gedichten als ‘Anthon’ en ‘Catharina’ uit de afdeling ‘Kinderspelen’ gaat het over de eerste erotische ervaringen, opgedaan in de prehistorie van Hans Warren, de jaren voor hij het vooral ook over deze zaken openhartige dagboek bijhield. Daarin blikt hij later wel terug op zijn avonturen met de jongen en het meisje die in werkelijkheid Adri Rottier en Toos Priester heetten.

‘Wat gaat dat lekker hè? Wat gaat dat lekker!’ riep hij toen hij twaalf of dertien was tegen Toos uit, zo herinnert hij het zich tenminste op 5 juni 1944. Eén dag voor de befaamde D-day in de militaire geschiedenis beleefde Hans Warren zijn persoonlijke D-day. Seks was voor hem geen vreugde meer, maar een verschrikking. Op deze dag, een paar maanden voor zijn drieëntwintigste verjaardag, zag hij wanhopig de waarheid onder ogen: ‘Ik ben niet helemaal geslachtelijk normaal.’ De volgende dag heeft hij het niet alleen over de invasie, maar ook over zijn eigen situatie: ‘Ik wil zo graag gezond worden en normaal.’

Er waren al uitgescheurde dagboekbladzijden geweest, verliefdheden op jongens die hij argeloos voor vriendschap had versleten, maar op 26 juni 1944 valt in het oorspronkelijke dagboek – uiteraard dient dát de bron voor de biograaf te zijn en niet de gedrukte versie – voor het eerst het woord dat voor zijn leven en zijn werk zo belangrijk is, het woord dat een vonnis lijkt en veel later een verlossing blijkt, het woord ‘homosexueel’. Heel vaak zal hij in zijn Zeeuwse isolement het woord niet zijn tegengekomen. Wanneer men het in de krant bezigde, was het in ongunstige zin. De Zeeuw berichtte op 2 juli 1943 naar aanleiding van de aanslag op het bevolkingsregister te Amsterdam: ‘Nog vijf daders waren half Jood of hadden Joodsch bloed. Twee der voornaamste daders waren homo-sexueel.’ Ook vóór de bezetting had de term in de Zeeuwse pers steevast een criminele connotatie. In De Zeeuw van 3 april 1939 stond een artikel waarin men ervoor pleitte niet alleen tegen ‘deze misdadigers’ zelf op te treden, maar ook om mensen die begrip vroegen voor homoseksualiteit ‘bij de kraag’ te vatten. Men zag graag ‘een wetswijziging, waarbij met opzending naar Veenhuizen worden bedreigd allen, die op de boven gesignaleerde wijze ons volk vergiftigen.’

Hans Warren stelt op 26 juni 1944 vast: ‘Ik weet niet of ik ooit genezen kan. Ik ben wel zo grondig homosexueel dat een vrouwenlichaam mij niets doet.’ Toch heeft hij een vriendin, Miep de Roo, mooi en gelet op de toespelingen bereidwillig. Al bij hun eerste afspraakje zingt zij teksten als ‘Ich möchte so gerne, ich weiß nur noch nicht was’. Hij houdt onervaren en angstig de boot af. In plaats van harde seks krijgt ze van hem halfzachte poëzie, zo van: ‘Wat zij mij is, zo onbegrijpelijk teer/ Dat ik haar nader in een bevend schromen.’

Zij wil geen bevend schromen, maar hij krijgt nauwelijks een stijve. ‘Je mag het leed niet weten (…)/ Heel mijn strijd moet uitgestreden/ Alleen en ongekend,’ dicht hij op 25 april 1944 in een ‘Vrouwenlied’. In juli 1944 biecht hij haar op wat hem mankeert en dat helpt. In zijn dagboek noteert hij: ‘In heerlijke overgave volvoerden wij de daad.’ Nadat hij ook nog eens naar een dokter is geweest, schrijft Miep de Roo in een brief aan hem blij te zijn dat ‘het “geval” inmiddels is ineengeschrompeld tot een gevalletje”.’ Een misrekening. Wanneer eind 1944 Hans Warrens gevoelens voor jongemannen zich tot één jongeman concretiseren, de Britse bevrijder Timothy Yearwood, maakt zij een eind aan de relatie.

Kort voordien kon Hans Warren, in een dagboekaantekening van 9 december 1944, de erotische boekhouding met Miep opmaken. Dat gaat zo: ‘Eerste nacht als ik me goed herinner eerst tegen de morgen een mislukte coïtus, tweede nacht coïtus met volle orgasmus. Einde november reprise, eerste nacht coïtus tegen de morgen, vol, doch ik moest terugtrekken wegens bevruchtingsgevaar, tweede nacht zeer vlug en zeer snel c., later nog veel “spel” en coïtus zonder ejaculatie, die Miep evenwel de volste orgasmus van haar hele leven deed gevoelen.’

Hij is altijd een erotische boekhouder gebleven. In zijn dagboek maakte hij aan het eind van een jaar regelmatig de seksuele balans op, op de bijbehorende onemotionele, administratieve toon. Hij zette een kruisje in zijn zakagenda wanneer hij klaarkwam, en zo kon hij op 26 december 1996 natellen dat hij in het bijna voorbije jaar 23 keer was klaargekomen, met als topdag 20 januari toen hij twéé kruisjes kon zetten. Maar de oude dag bracht ook in dit opzicht aftakeling en neergang. Het jaar 1997, waarin hij zesenzeventig was geworden en een reeks bestralingen had ondergaan, leverde slechts 18 kruisjes op. Naar aanleiding van deze twee jaren stelt hij vast: ‘Wonderlijk genoeg is mei een slappe maand: in beide jaren niet één keer.’

En de laatste keer? In het dagboek over 2001, Hans Warrens sterfjaar, wordt nog enkele malen op het onderwerp ingegaan. Hij meent, meldt hij op 16 oktober, nooit meer ‘een zaadlozing’ te zullen krijgen: ‘Dit hele jaar heb ik er nog geen gehad. Er was zelfs slechts één- of tweemaal een vermoeden van een stijve, een lichte zwelling. De laatste ejaculatie was vermoedelijk vorig jaar, ik heb dat wel genoteerd.’ Dat klopt. Op 15 september 2000 deed hij voor het eerst in de nieuwe eeuw en voor het laatst in zijn bestaan de daad: ‘Het was niet overweldigend, maar toch lekker. Ik piepte nogal, stootte ook zaad uit.’

Een biografie zonder seks, dat is als een maaltijd waarbij voorgerecht en dessert worden gepasseerd. Of misschien nog erger, een maaltijd waarbij niet één gerecht op tafel komt. In mijn biografie van Hans Warren zal geen gang ontbreken, en natuurlijk horen er ook een aperitief en een digestief bij. Het komt allemaal aan de orde: de eerste seks, de laatste seks en alle seks daar tussenin.

Mario Molegraaf