Uit de nalatenschap van Hans Warren 63 – Regenafsmeker

Ze zijn geen van beide wat ze lijken. Het boek niet en het beeldje niet. Het boek is méér dan de aankondiging ‘vierde, vermeerderde druk’ inhoudt. De pas verschenen bundel biedt namelijk voor de allereerste keer werkelijk álle gedichten van Gerrit Komrij (1944-2012). De derde druk van Alle gedichten uit 2004 is een gepasseerd station. Het beeldje is minder dan het wil zijn. Een vervalsing en nog een slechte ook, het ding kan niet eens op het voetstukje staan. Het is een beeldje van hardhout, een figuur met geheven armen, een voor het Dogonvolk kenmerkend gebaar, naar men vermoedt een gebaar om regen af te smeken. Dit ‘regenafsmekertje’ werd in 1971 verworven in de Amsterdamse kunsthandel door Gerrit Komrij en Charles Hofman (aan wie Alle gedichten is opgedragen). Ze gaven het aan Hans Warren voor zijn vijftigste verjaardag, 20 oktober 1971. Die besefte meteen, schrijft hij in zijn dagboek, ‘dat het een nepding was’. Maar tegelijk realiseerde hij zich dat hij de gulle gevers niet mocht teleurstellen: ‘Ze dachten me erg blij te maken en het lor had ongetwijfeld ook nog een hoop geld gekost.’ Zo is dit beeldje toch nog een symbool, voor goede bedoelingen, voor begrip en onbegrip, voor een vriendschap die uiteindelijk jammerlijk misliep. De dichter Komrij, van bladzij tot bladzij somberder, wist het: ‘Op mensenliefde staat straf.’

MARIO MOLEGRAAF