Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 49: Moeder Miep

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

moedermiep1

Als ik mijn ogen sluit, zie ik alles weer. Een zomermiddag in Waalwijk. Ik ga met mijn moeder naar het zwembad. Zwembad, het is eerder dringbad, zo veel mensen hebben verkoeling gezocht. Maar met haar erbij mag ik in het eigenlijk voor kinderen verboden water, diep en duister, het Hoefsven. Daar kun je écht zwemmen, zonder botsen. Terug op het droge mag ik drankjes halen. Koffie voor haar, Rombouts, herinner ik mij, een kop met daarop een installatie met filter. Iedere keer zegt mijn moeder over de bijzondere kop: ‘Die ga ik stiekem in mijn tas stoppen!’ Iedere keer trap ik erin en ren woest, om de gruwelijke diefstal te voorkomen, met de lege kop terug naar de kiosk. Mijn moeder hield van zwemmen. De laatste tijd reed ik haar rond in haar rolstoel. Als we dan in de buurt van het nieuwe Waalwijkse zwembad kwamen, overdekt in plaats van in de open lucht, zei ze: ‘Ha lekker! Chloorlucht!’ Want met dat chloor snoof ze de zwembadgeur van háár jeugd weer op. Mijn moeder is voor altijd weggezwommen. Ze werd geboren op 13 oktober 1935 in Dordrecht, ze stierf op 1 februari 2016 in een hospice in Waalwijk. De maanden van haar ziekte waren voor mij maanden dat ik terugging naar mijn jeugd, een onthutsende ervaring. Terug naar de tijd vóór Hans Warren. Ze komt regelmatig voor in zijn Geheim dagboek. Kijk maar in de registers onder Molegraaf-Erkelens, Miep. Zo’n dagboek is wreed, het laat alles blijven wat hoort te verdwijnen. Zo wreed dat ik bijna aan mijn loyaliteit ging twijfelen. Bij wie hoor ik eigenlijk het meest? Bij hem of bij haar? Bij allebei even veel, denk ik. Ik ben tussen hen de schakel en droeg indertijd mijn beeld van haar op hem over. Niet het beeld dat ik nu zou geven. Maar misschien is de huidige indruk, zo kort na haar ziekte en dood, ook weer vervormd. Een eenvoudige vrouw was ze, maar ze aanvaardde haar lot als de grootste filosofen. De demonen zelfbeklag en zelfmedelijden kwamen er bij haar niet in. Over Hans sprak ze weinig, des te meer over de wereld van het Pijkeswegje, waar ze tijdens onze reizen vaak thuiswachter speelde. Zie de foto, genomen op 18 december 1958, als een klein eerbetoon aan haar. De mooiste dag uit haar leven, de dag dat ze trouwde. Vijfentwintig jaar later werd het nog eens overgedaan. Hans Warren was er toen bij en schreef er op 18 december 1983 over in zijn dagboek. Voor zijn doen enthousiast: ‘De tafel, voor tweeëndertig personen, was met zorg gedekt, lichtgroene kleden, bloemstukken van roze anjers, mooi servies, glaswerk en bestek. Het gebodene, vanaf de eerste droge sherry tot het laatste kopje koffie, was voortreffelijk. Onder Mario’s familie, die ik voor het eerst in haar geheel leerde kennen, waren veel aardige mensen, vooral de zusters van zijn moeder.’ Deze aantekening heeft, zo werkt het geheugen blijkbaar, mijn herinnering aan het feest verdrongen. Sluit ik mijn ogen, dan zie ik helemaal niets.

Mario Molegraaf

moedermiep2

Ria Zifkamp (1950) overleden

 

Vandaag is in het LUMC in Leiden Ria Zifkamp overleden, door Hans Warren zijn “allergrootste fan” genoemd. Wij ontmoetten Ria en haar man Ton Zifkamp voor het eerst bij de presentatie van Geheim dagboek 2001 en vanaf dat moment waren zij trouwe bezoekers van de website en ontstond via e-mail een warme vrienschap.

In oktober 1990 schreef zij haar eerste brief aan Hans Warren, die het begin was een een intensieve briefwisseling – later uitgegeven onder de titel Geloof mij steeds. De correspondentie met Warren inspireerde haar ook bij haar eigen poëzie. Met haar gedichten, verzameld als Al jaren lang dezelfde man, haalde ze regelmatig Warrens Dagkalender. Na zijn dood schreef zij nog slechts sporadisch een gedicht.

In 2003 interviewden wij Ria uitgebreid over haar brieven en gedichten voor de website. In oktober 2014 werd zij nog geïnterviewd op de poëzie-website Meander: “Mijn man wordt 70 en ik 65. Wij willen wat meer tijd met elkaar doorbrengen, de pc wat met rust laten. Het zandlopertje loopt immers in hard tempo leeg!”

Ik zag een roos
op ’t einde van november.
Een roekeloze roze roos
op stekellange steel.
Ze deed mij in haar
overmoed oneindig veel.

En telkens
als ik haar zag staan,
stond ik even stil
en sprak haar aan.
Zelfs in de nacht
ben ik haar niet vergeten.

Hoe kon een enkele roos
mij zoveel doen?
Ze was – als ik – verdwaald
in een verkeerd seizoen
en wilde van gemis niet weten.

Ria Zifkamp

Giersbergen

Martin van der Kamp zwerft langs plekken die in het leven of werk van Warren een rol spelen. In deze aflevering: Giersbergen.


23 maart – 16.15 – (…) Na het museumbezoek maakten we een rondrit naar Cromvoirt, Giersbergen, het uitzichtspunt over de Loonse en Drunense Duinen. Het was daar erg mooi. Ons enige gezelschap was een zwarte kraai die af en toe sonoor kraste en met takjes in de snavel naar zijn nest vloog.

GD 1993 – 1995, p. 286

20 juli – 15.30 – Ineens is het boven de dertig graden en zo vochtig dat spiegels, de ruiten van boekenkasten en prenten, zwaar beslagen zijn. Gistermiddag maakten we een grote rondrit door Noord-Brabant. Heel bejaard Brabant fietste met dikke konten en blote kuiten over de bospaden en door de velden, samendrommend rond ijscokarren en rietkramen. Veel toortsen, teunisbloemen, jacobskruiskruid en zandblauwtjes. Huizen en tuintjes opgepoetst. Bij Drongelen met de pont over, de donkere bomendijken langs de Bergse Maas, Giersbergen (vergeven van ijsjesmensen), De Rustende Jager, Bosch & Duin waar we even omhoog klommen om naar de Loonse en Drunense duinen te kijken.

GD 1998 – 2000, p. 72, 73

Uit de nalatenschap van Hans Warren – deel 48: Hongarije

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.


Een brief uit Hongarije! Zo’n brief krijg ik niet iedere dag. De afzendster studeert aan de Universiteit van Debrecen, waar ze er een Vakgroep Nederlands op na houden. Mooi zo. De briefschrijfster is bezig met haar afstudeerscriptie, gewijd aan een Hongaarse auteur die over Nederland schreef, Áron Kibédi Varga, en aan een Nederlander die over Hongarije dichtte, Hans Warren. Diens bundel Schetsen uit het Hongaarse volksleven is ongetwijfeld het vrolijkste onderdeel van zijn werk. De logische vraag van de briefschrijfster: was Hans Warren ooit in Hongarije en zo ja, wanneer dan? Nee, Hans Warren was nooit in Hongarije. Of misschien toch wel, in 1855, welgeteld zesenzestig jaar voor zijn geboorte. De reis maakte hij niet per vliegtuig, maar per boek. Laten we eerst eens naar zijn eigen boekje kijken. Het was lang zoeken naar een exemplaar van de oorspronkelijke uitgave. Maar zoals dat altijd gaat vond ik er een in de laatste hoek van de laatste la, een speciale editie nog wel. Heel veel meer dan wat mooie woorden in het/de colofon (mag allebei van het Witte Wonder, de nieuwste versie van de Van Dale) plus een signatuur behelst dat in dit geval trouwens niet. Bibliofielen kunnen hun hart wél ophalen aan het boek achter dit boekje. Hans Warren liet zich namelijk inspireren door een werk van Gabriel von Prónay, Skizzen aus dem Volksleben in Ungarn, en dan vooral door de verrukkelijke plaatjes daaruit. Het is, zo begrijp ik, een gezocht boek. Een Canadese antiquaar biedt momenteel een exemplaar aan voor omgerekend ruim €2.500. ‘Extremely important for its accurate depiction of the people of Hungary, their activities, costume, etc., during the early 19th century,’ meldt de begeleidende tekst. Hans Warren verwende zich voor zijn negenendertigste verjaardag met een exemplaar, vernemen we uit zijn dagboek, 20 oktober 1960, en betaalde daarvoor honderd gulden. Zo’n tien jaar later, op 5 januari 1971, begon hij met het schrijven van de gedichten. Hoe pakte hij het precies aan? Hoe wist hij te bereiken dat de lezer meteen ook naar Hongarije wil, het Hongarije van 1855 wel te verstaan? Daarover een volgende keer. Maar nu alvast de prent van het openingsgedicht, de bruiloftsstoet op weg naar de kerk. Let op de bruidegom. De dichter zag: ‘Hij is al eerlijk zat, hij zwaait/ de veldfles.’

Mario Molegraaf