Categoriearchief: Uit de nalatenschap

Momenteel werkt Mario Molegraaf aan de biografie van Hans Warren. Op zijn ontdekkingstocht door het leven van Warren stuit hij regelmatig op interessante vondsten. Op de eerste dag van elke maand deelt hij zo’n vondst met de bezoekers van onze website.

Uit de nalatenschap van Hans Warren 133 ~ Insluipers

Insluipers? Begin 1958 komen Hans Warren, zijn echtgenote en zijn kinderen thuis. Tot hun verrassing blijkt ‘een groot schilderij in de woonkamer’ te zijn opgehangen. De dagboekschrijver verwijst naar een briefje dat alles verklaart. Een briefje dat nog altijd bestaat, ondertekend door de complete familie Duvekot. Adrie Duvekot was waterbouwkundig ambtenaar van beroep, maar van roeping kunstenaar. Zeker geen slechte kunstenaar, kijk maar naar zijn zelfportret op jeugdige leeftijd. Het andere werk is een coproductie van hem en Hans Warren, hun vriendschap beleefde destijds, eind 1942, de grootste bloei. Het binnengesmokkelde schilderij bevalt niet, blijkt uit de aantekening in Geheim dagboek van 4 januari 1958. In dezelfde tijd, zie de aantekening van 11 januari 1958, wordt de Stichting Zeeuwse Beeldende Kunstenaars opgericht. Een van deze kunstenaars is Adrie Duvekot, Hans Warren werkt mee als lid van een onafhankelijke ballotagecommissie. We zien hem in die rol in de dagboeknotitie van 11 februari 1958, ‘in de zijspan van een gammele motorfiets’. In het Zeeuws Tijdschrift blijft hij de Zeeuwse kunstenaars volgen, gewoonlijk met tegenzin. Hij oordeelt vernietigend over hun kerstsalon in 1968. Hij blikt even terug op zijn werk voor de ballotagecommissie: ‘Gelukkig werden we spoedig op een onelegante manier van die taak ontheven’. De Kunstkring moet volgens hem ‘worden gesaneerd, en wel heel drastisch’. Op een vorige kerstsalon was een werk van Adrie Duvekot hem goed bevallen, bij het artikel plaatst hij een afbeelding van dit ‘Maanlandschap’, aangekocht door zijn vrouw Helen Warren-Ferguson. Over de nieuwe werken vallen in de beschouwing in het Zeeuws Tijdschrift harde woorden: ‘Want als het mis is bij Duvekot, dan is het tegelijk heel flink’. Maar de vriendschap bleef, met pieken en dalen, een vriendschap vanaf de lagere school tot en met begrafenis.  MARIO MOLEGRAAF  

Uit de nalatenschap van Hans Warren 132 ~ Tjakkie

Het is misschien mijn favoriete Hans Warren-foto. De foto met de ekster op zijn hand. Even komt-ie Geheim dagboek binnengevlogen: Tjakkie, ‘een tamme ekster die ik heb opgekweekt en die me overal achterna vliegt’. In het oorspronkelijke dagboek is er nauwelijks meer aandacht voor Tjakkie, al tobt de schrijver op 4 juli 1948: ‘Thans is het weer al half twee, mijn ekster is weggevlogen in de hoge appelboom van de buren. Daar ben ik triestig om, want ik houd erg veel van dat veren beestje’. Voor en na half twee heeft hij in de uitgebreide aantekening andere zorgen. Jongens natuurlijk, kleine angsten (te veel eten en snoepen, ‘het begint al met het ontbijt, als er aardbeien zijn of yoghurt’) en grote vrees (‘het schijnt dat mijn verdere leven in een oppervlakkig zoeken en wachten zal moeten verlopen’). Hoe het begon met Tjakkie en Hans Warren? Daarvoor moeten we uitwijken naar het natuurdagboek, naar de aantekeningen van 22 en 24 juni 1948. Hij fietst naar Coudorpe ‘om een jonge Ekster op te halen’. Uit het nest kiest hij het ‘grootste en mooiste’ exemplaar. De vorderingen van de vogel, onder meer wat betreft eten en poepen, worden nauwgezet gevolgd: ‘Soms geeft hij zelfs heel vertrouwelijk een kopje’. Hans Warren meldt in zijn natuurdagboek ‘al jaren zin in zo’n beestje’ te hebben gehad. Zijn ‘dierbare vriendje’ wordt na korte tijd doodgeschoten, de verdachte is een ‘postduivenliefhebber’. Maar op de foto zie je voor eeuwig de liefde tussen mens en dier.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 131 ~ Klantvriendelijk

Het is een nogal gehavend exemplaar van Hans Warrens Verzamelde gedichten 1941-1971. De uitgave met op het omslag een afbeelding van sierduiven en een foto van de dichter voor de Perzische berenklauw in zijn tuin (is hij schuldig aan de opmars van deze plant, tegenwoordig gevreesd als invasieve exoot?). Er ontbreken twee bladzijden, bladzijde 13 en 14, er door een niet al te fijnbesnaarde poëzieliefhebber uitgescheurd. Een boek dat nauwelijks waarde lijkt te hebben, maar toch. Boudewijn Koole, de in 1947 te Sint Laurens op Walcheren geboren filosoof en theoloog, schafte op een gegeven moment de bundel aan. Hij miste de gedichten op pagina 13 en 14, ‘De brief’ en ‘Voorbij’, en richtte zich tot de dichter. Hans Warren, niet altijd stipt met het beantwoorden van post, reageerde zeer klantvriendelijk, zij het met het commentaar: ‘Je begrijpt overigens wel dat ik dat echt ook niet voor iedereen doe.’ Hij stuurt geen fotokopietje van de ontbrekende gedichten, maar schrijft ze over, in het netste handschrift waartoe hij in staat was. Zo wordt de bundel alsnog uniek en lees je ook de gedichten met andere ogen. Gedichten met regels die naar andere tijden verwijzen (‘heb ik aan de meid gezegd’), maar eeuwige waarde hebben. Een geschenk uit de tijdmachine, het epistel uit 1978 kwam in mijn bezit. Ik deed min of meer hetzelfde als wat hij beschreef: ‘Bijna bevreesd voor het zeegeruis/ kus ik de letters van je brief.’

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 130 ~ Post uit Portugal

Nadat een eerdere poging tot verhuizing was mislukt, konden Gerrit Komrij en Charles Hofman op 19 oktober 1984 eindelijk de adreswijziging sturen. Hun emigratie betekende niet het einde van de veelbesproken vriendschap tussen Hans Warren en Gerrit Komrij. Wel werden de betrekkingen letterlijk en figuurlijk afstandelijker, vooral ook omdat Hans Warren en ik nooit de reis naar Portugal hebben gemaakt. Half Nederland ging er logeren, maar wij gingen niet naar Alvites, het afgelegen dorpje van de verhuiskaart, en ook niet naar Vila Pouca da Beira. Het goede voornemen was er, maar door de storm van januari 1990 die ons huis aan het Pijkeswegje zwaar beschadigde, moest het meest serieuze reisplan worden ingetrokken. Na de verhuizing was er soms een weerzien, ook waren er af en toe brieven. Vanwege ons werk aan Kavafis vroegen we Gerrit Komrij of hij iets wist van Portugese vertalingen. En jawel, op een dag kwam er een boek, niet gedrukt in Portugal maar in Brazilië (waar Portugees de officiële taal is). Volgens een etiketje is het aangeschaft bij een boekwinkel in Porto, voorin én achterin staat met potlood de prijs, 650 escudo, maar met het bijbehorende kaartje een in escudo’s dan wel euro’s onbetaalbaar document.

MARIO MOLEGRAAF

Uit de nalatenschap van Hans Warren 129 ~ Stifter

In de bundel Tijd (1986) wijdt Hans Warren een gedicht aan Adalbert Stifter (1805-1868). Het is vernoemd naar Der Trauermantel, een boek waarin feit en fictie over de Oostenrijkse schrijver worden vermengd. ‘Met Stifter moet men de afgrond in/ om de serene rust der toppen te waarderen,’ lezen we in het gedicht. Het gaat ook over ‘een bovenmenselijke harmonie/ die gonst van tijdelijk beheerste driften’. In maart 1964 had Hans Warren twee letterkundige kronieken geschreven over Stifter. Het lezen van diens werk was voor hem, naar hij zegt, ‘een bepalende ontmoeting’. Een ontmoeting ‘met een figuur die datgene belichaamt waar men zelf bewust of onbewust naar streeft’. Hij jubelt over boeken als Witiko en Der Nachsommer. ‘Het begon met bladeren in een tweedehandsboekhandel in Parijs; thans hebben we een plank vol werken van en over Stifter,’ vertelt hij in de PZC. Die werken bestaan nog, al dan niet watervlekkig. En in sommige vinden we het bewijs: van hem geweest. In een exemplaar van Freiheit und Mass, een uitgave uit 1948, staat het stempel ‘Boek van Hans Warren’. Het is verder voorzien van een etiketje van de Parijse boekhandel Joseph Gibert, Boulevard St. Michel 26-30. Dan is er een Zwitserse editie van Der Nachsommer waarin hij achterin de aanschafdatum 6 februari 1957 schreef. In een door Karl Privat samengesteld boek over Stifter zette hij de datum 15 februari 1957. En een deeltje van de Studien uit 1958 blijkt op 4 april 1962 te zijn gekocht. Wanneer Hans Warren zomer 1957 Parijs voor Zeeland gaat verruilen, zijn er nog Franse francs over die hij ‘beter op kan maken’. Hij schaft dan méér Stifter aan. Even eerder stond hij in zijn Geheim dagboek bij de schrijver stil. Waarom de fascinatie? ‘Deze keurige burgerman, deze deftige inspecteur had iets van een vulkaan’. Hij zei in 1964 in de krant: ‘Men voelt, met de huivering van eerbied, een verwantschap’. Zag hij, het brave gezinshoofd, achter Stifter zichzelf?

MARIO MOLEGRAAF