Jaarlijks archief: 2022

Heelsum

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze keer  restaurant De Kromme Dissel, Klein Zwitserlandlaan 5, Heelsum.

Uit Geheim Dagboek:
30 juli [1999] – 20.45 – Gisteren, de 21ste verjaardag van onze ontmoeting, is een interessante dag geworden. Alleen de maaltijd viel tegen, we hadden gereserveerd in De Kromme Dissel in Heelsum. We hadden hoge verwachtingen van de kookkunsten van Angélique Schmeinck, geprezen door Maartje Boudeling. Maar er was niets memorabels (…).

Uit de nalatenschap van Hans Warren 110 ~ Pjotr Hendrix

Het boekje stond, een beetje verweesd, op Marktplaats. Een duidelijk gelezen exemplaar van Tussen hybris en vergaan. We weten precies wie de aandachtige lezer was. Hans Warren heeft zijn bundel namelijk in november 1969 van een opdracht voorzien aan Pjotr Hendrix en diens vrouw. Het geschenk viel in de smaak, er komt een lange brief uit Dordrecht. In 1973 geeft Hans Warren zijn bundel De Olympos aan Hendrix, de verblijfplaats van dit boekje is onbekend. Weer gaat er een enthousiaste brief naar ‘goede vriend Hans’. Die zou een ‘echte Griek’ zijn, ‘een klassieke Griek uit de gouden aera van het antieke Griekendom’. Op 28 april 1973 verwijst Hans Warren opgetogen naar de brief in Geheim dagboek. Waarin we Pjotr Hendrix een tijdlang regelmatig tegenkomen. Wat de man uit Dordrecht en de man uit Kloetinge vooral verbond, waren de ikonen. Hendrix was een russofiel, vandaar dat hij zijn voornaam veranderde en vandaar dat hij de brief over Tussen hybris en vergaan met een Nederlandse postzegel maar in een Russische envelop verstuurde. Pjotr Hendrix (1896-1979), een Brabander uit een eenvoudig katholiek gezin, studeerde klassieke talen en Nieuwgrieks. Beslissend in zijn bestaan was een verblijf in de monnikenrepubliek Athos. Later reisde hij vaak naar het communistische Rusland op zoek naar de ware orthodoxie. In 1957 werd hij benoemd tot hoogleraar Grieks in Leiden. Maar in zijn publicaties over het geloof bespeur je meer troebele mystiek dan heldere wetenschap. Bij de poëzie uit Tussen hybris en vergaan, zo zegt Hendrix in zijn brief, voelt hij hetzelfde als wanneer hij ronddoolt tussen de ikonen: ‘het laat zich niet zeggen, het laat zich alleen maar aanduiden’. Niet alleen door dit ene exemplaar van de dichtbundel waart de geest van de bevlogen Dordtenaar.

MARIO MOLEGRAAF

Workum

Op zijn zwerftocht door Nederland fotografeert Martin van der Kamp landschappen, graven en gebouwen die verbonden kunnen worden met het leven en werk van Hans Warren. Deze maand: Workum.

In het tijdschrift In weer en wind publiceerde de jonge Warren (die zich hier nog Joh. A.M. Warren noemde) een reiskroniek. Deze aantekeningen uit zijn natuurdagboek stammen uit 1942 en werden in 1946 gepubliceerd. In zijn Geheim Dagboek noteerde hij over dit uitstapje: “27 juli – 12 u – Zaterdagavond thuisgekomen van een elfdaagse zwerftocht naar de noordelijke provincies.” (1942 – 1944, p. 33).
23 juli [1942]. (…) Even buiten Hindeloopen reeds beginnen de onafzienbare, kilometers brede en lange groene waardgronden, waar nu veel koeien graasden, waar we zelfs landbouwcultures aantroffen en… een voetbalveld, alles op plaatsen, waar vroeger slechts kale zandplaten lagen. Doch overal had het water ons parten gespeeld. Door de hevige wind opgestuwd, had het alles overstroomd, deze nacht zelfs nog, en nu zag alles er verlaten en troosteloos uit. Er visten wat visdieven en zwarte sterntjes en verder zagen we heel ver weg de witte schuimstreep van het IJsselmeer. Toen we het stadje Workum binnenreden, plensde opeens het heldere zonlicht in milde overdaad in de brede straat, over de talloze oude gevels, over de bomen en over de enorme heldere wolkgevaarten, die snel dreven in het hemelsblauw. Het was als een feest, zo licht en fleurig. (…)

Uit de nalatenschap van Hans Warren 109 ~ Avifauna

Natuurlijk heeft iedere Warren-fan het boekje al in huis, Hans Warren: tekenaar, bewonderaar, vogelaar van Chiel Jacobusse, groot kenner van de Zeeuwse natuur. Hij heeft het over de vogeltekeningen maar ook over de Avifauna van Zuid-Beveland. Jacobusse gaat nauwelijks in op de voorgeschiedenis en de nageschiedenis van dit overzicht, een van de moeilijkst te vinden publicaties van Hans Warren. De Avifauna verscheen in 1948 in het wetenschappelijke tijdschrift Ardea van de Nederlandse Ornithologische Unie met de namen D.A. Vleugel, J.A.M. Warren en G.F. Wilmink erboven. Net als Warren, J.A.M. werkten Vleugel, D.A. en Wilmink, G.F. regelmatig mee aan natuurtijdschriften, zo verscheen van Vleugel en Wilmink sámen in een nummer van De Levende Natuur uit 1953 een stuk ‘Steltkluteninvasies met broedgevallen in ons land’. Nageschiedenis? Jazeker, er bleef een exemplaar van de Avifauna bewaard waarin Hans Warren allerlei latere vogelwaarnemingen heeft verwerkt. Bijvoorbeeld van zes wespendieven die op 1 september 1958 zijn huis passeerden, een van de vogels streek zelfs neer in de boomgaard van de buren. Ze vlogen ook even zijn Geheim dagboek binnen. De voorgeschiedenis: er bestaat een lijvig cahier waarin we Hans Warren aan de Avifauna zien werken. Het cahier is door andere handen gegaan: iemand heeft er dingen bijgeschreven. Maar uit het manuscript kun je opmaken dat de Avifauna voor het grootste deel het werk van J.A.M. Warren is, en de andere namen er vooral voor de vorm boven staan. Zoiets blijkt ook uit Geheim dagboek. Op 24 augustus 1942 schrijft hij over een afspraak met Vleugel en Wilmink die geen ontmoeting wil worden. Hij sluit af met de mededeling: ‘Had ik hen ontmoet, ik zou wellicht gezegd hebben dat ik de Avifauna van Zuid-Beveland wel alléen zou schrijven; het leeuwedeel komt toch voor mijn rekening’. Op 13 februari 1947 noteert hij dat Fred Wilmink ‘zijn aandeel’ is komen brengen. Op 2 april van dat jaar meldt Hans Warren de ‘laatste hand’ te hebben gelegd aan het overzicht. ‘Een nutteloos en doodvervelend werk,’ had hij op 19 maart 1943 bekend. Chiel Jacobusse zorgt voor eerherstel van de Avifauna. ‘Het was in feite de eerste Zeeuwse regionale avifauna’ volgens hem, en het geheel biedt ‘een fantastische mogelijkheid om te zien wat er zoal veranderd is en om de veranderingen te duiden’.

MARIO MOLEGRAAF